- 2 -
1c. Klopt het, dat de politie zonder
sommatie tot verwijdering de
blokkades direct met geweld
heeft verwijderd?
2a. Is het U bekend, dat er discri
minerende uitlatingen zijn
gedaan door politieagenten?
2b. Op welke wijze denkt U derge
lijke uitlatingen door leden van
het Leeuwarder politiekorps in
de toekomst te kunnen voorkomen?
1c. Dit is onjuist; de vereiste som
maties zijn met luider stem gedaan,
doch zonder gebruikmaking van de
megafoon.
2a. Bij de politie is door 3 personen
en aangifte gedaan van mishandeling.
2b. Hierbij is van discriminerende uit
latingen geen melding gemaakt. Ter
zake van deze aangiften zal het
onderzoek door de Rijksrecherche
worden verricht.
Overigens valt het niet op voorhand
uit te sluiten dat politiemensen in
de hitte van het feitelijke optreden
uitlatingen doen waarvan ook zij
achteraf zouden erkennen dat die
niet steeds op een goudschaaltje
zijn gewogen. Hieruit mag echter
geen conclusie ten aanzien van de
mentaliteit van de politie in het
algemeen of de individuele poli
tieman of -vrouw worden getrokken.
Wel mag van de politie worden ver
wacht dat zijmeer nog dan andere
burgers, weet om te gaan met eigen
en andermans emoties.
De korpsleiding is zich dit terdege
bewust en laat geen gelegenheid
onbenut om door middel van zowel
speciale cursussen als algemene
informatie via de gebruikelijke
kanalen het belang van een correct
optreden te onderstrepen.
Leeuwarden, 28 oktober 1986.
De Burgemeester van Leeuwarden,
Aanhangsel nr11
Antwoorden op schriftelijke vragen als bedoeld in artikel 47 van het
Reglement van orde voor de vergaderingen van de Raad der gemeente
Leeuwarden, ingediend door de raadsleden G. Krol en B. Bilker, inzake Uit-
voeringsprogramma Plan Ouderenvoorzieningen.
Uit de media d.d. 6 november 1986 is ons gebleken, dat het College van Gedepu
teerde Staten van Friesland in het Uitvoeringsprogramma Plan Ouderenvoorzieningen
Friesland 1986-1993 voorstelt, een 13-tal verzorgingstehuizen in Friesland te
sluiten, waaronder Huize Sonnenborgh te Leeuwarden. Daarnaast verdwijnen in de
verzorgingstehuizen Triotel, Erasmushiem en Greunshiem nog eens 64 ver
zorgingsplaatsen
Wij betreuren het ten zeerste dat Leeuwarden een dergelijk aantal ver
zorgingsplaatsen dient in te leveren (143) voor een bedrag van 1,4 miljoen.
Derhalve willen wij U de volgende vragen voorleggen:
Vraag
1In hoeverre is er overleg geweest
tussen de gemeente en het College
van G.S. over Uw standpunt, dat
alleen plaatsen zouden moeten
worden ingeleverd via evenredige
vermindering van het aantal ver
zorgingsplaatsen in alle
bestaande huizen?
2. Waarom heeft, volgens U, het
College van G.S. het Leeuwarder
standpunt niet gevolgd?
3. Is in dit stadium nog overleg
mogelijk om het G.S.-voorstel in
de door U gewenste situatie om te
buigen? En, indien dit mogelijk
is, kan daar ook nog over vermin
dering van het aantal ver
zorgingsplaatsen, dat ingeleverd
moet worden, onderhandeld worden?
Antwoord
1. Wij hebben het gemeentelijk stand
punt met betrekking tot de voorgeno
men uitvoering van het Plan Ouderen
voorzieningen bij brief van 1 mei
1986 kenbaar gemaakt aan Gedepu
teerde Staten van Friesland. Op
5 november 1986 is ons college door
de betrokken gedeputeerde mondeling
ervan in kennis gesteld, dat het
advies van de gemeente Leeuwarden
niet overgenomen is. Het uit
voeringsprogramma is vervolgens bij
brief van 6 november 1986 aan ons
toegezonden.
2. Hoewel een schriftelijke motivering
ons nog moet bereiken, is in het
onder 1 genoemde onderhoud van de
zijde van G.S. te kennen gegeven,
dat met toepassing van het door
Leeuwarden aangedragen model niet de
financiële taakstelling, waarvoor de
provincie zich gesteld ziet, zou
kunnen worden bereikt.
3- Van onze zijde is te allen tijde de
bereidheid tot het voeren van
overleg omtrent het uit
voeringsprogramma aanwezig. Uit de
gepresenteerde voornemens zoals ver
vat in het programma en de tot nu
toe door G.S. gehanteerde behan
delingsprocedure hebben wij niet
kunnen afleiden, dat G.S. ruimte
zien voor andere oplossingen en
bereid zijn daarover van gedachten
te wisselen. Wij hebben daarom de
betrokken Statencommissie en Provin
ciale Staten onlangs van onze visie
ter zake op de hoogte gebracht (zie
brief van 21 november 1986 Wz. 20349
SB/EH)