2
3. Art. 14 van de Instructie voor
de gemeentepolitie geeft aan
onder welke omstandigheden de
politie verplicht is geweld te
gebruiken.
a. Welk doel wilde de groep
politiefunctionarissen met
de toepassing van dit
geweld gebruiken?
b. Op grond van welke overwe
gingen meende de hoofdin
specteur dit doel niet op
een geweldloze manier te
kunnen bereiken?
c. Heeft de hoofdinspecteur
inderdaad feitelijk lei
ding gegeven bij de poli-
tie-actie of was er sprake
van een min of meer spon
taan optreden van een
groot aantal politiefunc
tionarissen?
d. Op grond van welke overwe
gingen werd in dit geval
het nadeel, dat voort
vloeit uit het niet berei
ken van het doel of het
trager bereiken daarvan
groter geacht dan het
risico van het gebruik van
geweld?
4. Gehoord het doel van de demon
stranten - door middel van een
lawaai-actie uiting geven aan
hun ongenoegen over de arresta
tie van een aantal actievoer
ders tegen de NAVO ter gelegen
heid van het 40-jarig bestaan
van deze organisatie - lijkt
het toepassen van geweld tegen
de demonstranten buiten alle
proporties te zijn. De politie
kon, en behoorde te weten dat
de demonstranten niets geweld
dadigs in zin hadden. Zeker de
vermeende omsingeling heeft
ertoe bijgedragen dat de demon
stranten in het geweld geen
goed heenkomen konden zoeken.
Het politie-optreden stoelde op
artikel 33a van de Politiewet en
de artikelen 2 en 6 van de Ambts
instructie voor de politie
(Stb.677, 1988).
a. Het doel van het optreden was
het doen ophouden van de orde
verstoring alsmede het beëin
digen van het geweld tegen
goed, te weten het hek ter
afsluiting van het achterter
rein van het politiebureau.
b. Dadelijk optreden was geboden,
aangezien anders aanzienlijke
schade was ontstaan en demon
stranten zich door dergelijk
geweld toegang hadden kunnen
verschaffen tot het afgesloten
politieterrein. Aan het optre
den is 3x een sommatie tot het
zich verwijderen vooraf ge
gaan.
c. Het politie-optreden vond
plaats onder leiding van een
meerdere in de zin van artikel
2 van de Ambtsinstructie voor
de Politie.
d. zie a. en b.
Er was geen sprake van een aange
melde demonstratie. De ordever
storing ging gepaard met geweld
tegen goed en later tegen lijf,
te weten van de optredende poli-
tie-ambtenarenGelet op het
vreedzame karakter van de vredes
demonstratie van 27 maart 1989
kwam de ordeverstoring voor de
politie onverwacht. Het politie
optreden was noodzakelijk en
proportioneel
a. Niet van toepassing.
b. Zie 3.
c. Niet van toepassing.
d. De rapportage over het poli
tie-optreden op 4 april kan
indien de commissie zulks
3
a. Welke maatregelen gaat U
treffen om in het vervolg
dit soort zinloze geweld
dadige acties te voorko
men?
b. In hoeverre zijn de poli
tiefunctionarissen op de
hoogte van de instructie
voor de gemeentepolitie,
gezien hun gewelddadige
optreden in een situatie,
die op het eerste gezicht
het gebruik van geweld
- en zeker niet het toege
paste geweld - op geen
enkele manier lijkt te
rechtvaardigen?
c. In hoeverre is de leiding
van het politie-apparaat
in staat om in dit soort
situaties de agressie van
politie-functionarissen te
beteugelen?
d. Op welke termijn kan een
rapportage over het be
doelde politie-optreden in
de Commissie voor de Open
bare Orde worden bespro
ken?
wenst in de eerstvolgende verga
dering van de Commissie voor de
Openbare Orde, 12 juni 1989, aan
de orde worden gesteld.
Overigens wordt de wijze waarop
vraag 4 is gesteld als insinue
rend en onnodig grievend ten op
zichte van het politiepersoneel
ervaren.
Leeuwarden, 12 april 1989.
De Burgemeester van Leeuwarden,