- 2 -
Vraag: Antwoord:
5. Deelt het college onze op
vatting dat de uitlatingen van
de heer Oostiien nopen tot een
vervroeging van de evaluatie
van het CRW naar -januari 1990?
5. Wij zün van plan U zo snel mogelijk
een evaluatie van het CRW voor te
leggen.
In het kader van die evaluatie
kunnen naar onze mening Uw vragen
onder 2. en 3. het best worden
beantwoord.
Leeuwarden, 17 oktober 1989.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
Aanhangsel nr. 7
Antwoorden op schriftelijke vragen als bedoeld in artikel 47, eerste lid,
van het Reglement van orde voor de vergaderingen van de Raad der gemeente
Leeuwarden, ingediend door respectievelijk de raadsleden M.F. Koopmans en
B. Bilker, namens de CDA-fractie en de raadsleden T. Herrema en H. ten
Hoeve, namens de PvdA-fractie, inzake het idee om een nieuw cultureel cen
trum te realiseren op het terrein van de voormalige Rijks-h.b.s. aan de
Zaailand en de uitbreiding van de huisvesting van Jusititie te laten plaats
vinden op het terrein van De Harmonie.
CDA.
Na een lange tijd van onderhandelen met de diverse betrokkenen is overeen
stemming bereikt inzake de stichting van een nieuw gebouw ten behoeve van
Justitie aan het Zaailand te Leeuwarden.
Hierdoor zal Justitie, de Rechterlijke Macht inbegrepen, in de toekomst in
staat zijn haar taak op adequate wijze uit te voeren.
Met de bereikte overeenstemming is de CDA-fractie bijzonder ingenomen.
De lokatie waar het nieuwe gebouw voor Justitie is gepland wordt de laatste
tijd in publicaties en in discussies genoemd als mogelijke lokatie voor een
nieuw te stichten cultureel centrum. Daartoe zou een lokatieruil moeten
plaatsvinden, waarbij Justitie zou kunnen bouwen op het terrein van de hui
dige Harmonie.
Vragen
Antwoorden
Acht het college het opportuun om
over de onderhavige lokatie über
haupt te dicussiëren in dit sta
dium?
Deze vraag wordt ontkennend beantwoord,
dit met name vanwege het feit dat de
Minister van Volkshuisvesting, Ruim
telijke Ordening en Milieubeheer bij
brief van 18 oktober 1989 (waarbij het
definitieve verslag werd toegestuurd
van het bestuurlijk overleg van 29 au
gustus 1989 over het project publiek
private samenwerking Leeuwarden) er nog
eens op heeft gewezen, dat de opzet en
uitwerking van dit PPS-project is gebon
den aan de huidige lokatie aan het Zaai
land en dat realisering op een andere
plaats, dan wel heroverweging van het te
bouwen volume het project ernstig in ge
vaar zou brengen.
Indien deze vraag bevestigend
wordt beantwoord, is het College
van mening, dat een lokatieruil
als bovenomschreven aanbeveling
verdient?
Zie het antwoord op vraag 1
3. Indien de vorige vraag bevesti
gend wordt beantwoord, is het
College bereid mee te werken
aan een dergelijke lokatieruil?
En zo ja, op welke voorwaarden?
Zie het antwoord op vraag 1
4. Hoe schat het College de kans in
dat partijen betrokken bij een
dergelijke lokatieruil terzake
overeenstemming zullen bereiken?
Mede gelet op het hiervoor weergegeven
standpunt van de Minister van Volks
huisvesting, Ruimtelijke Ordening en Mi
lieubeheer, wordt de kans hierop
uitgesloten geacht.