7
Ik protesteerde wederom tegen
vorm van een brief aan mij
Hij begreep dat en zou dat
doorgeven aan de Burgemees
ter. Tot mijn grote verbazing
vond ik tijdens de raadsver
gadering van 11 november 1985
toch een aan mij persoonlijk
gerichte brief van de Burge
meester over dit onderwerp.
De inhoud kwam bovendien niet
overeen met het concept dat
de heer Jorna mij telefonisch
had voorgelezen, maar de
conclusie dat hiermee het
door de Burgemeester inge
stelde onderzoek was afgeslo
ten, werd wel gehandhaafd.
Onmiddellijk nadat ik de
brief had gevonden heb ik de
Burgemeester hierover aange
sproken. Ik herhaalde dat ik
een persoonlijke brief in
deze kwestie ongepast vond en
dat bovendien de inhoud niet
volgens afspraak was. Dit
laatste erkende de Burgemees
ter, ik moest de brief de
volgende dag maar in de Cie
Openbare Orde aan de orde
stellen
Dat heb ik aldus gedaan, tot
groot ongenoegen van de heer
Jorna die kennelijk niet wist
dat de Burgemeester dit zelf
had voorgesteld.
Vragen van ook andere commis
sieleden over deze brief ble
ven in de commissie onbeant
woord. In plaats daarvan
beschuldigde de Burgemeester
mij van "gebrek aan flink
heid" met getuigen op de
proppen te komen,
a. Het is gebruikelijk dat amb
telijke adviezen ter inzage
voor de raadsleden liggen. Is
de Burgemeester bereid het
bedoelde, mij via de telefoon
voorgelezen ambtelijk advies
van hoofdinspecteur Jorna ter
inzage te geven aan de Raad?
Het hier als "advies" aangeduide
stuk was opgesteld als een con
cept van een door ondergetekende
te verzenden brief. Dit concept
is aangepast tot een definitieve
tekst en bestaat mitsdien als
zodanig niet meer. Het kan der
halve ook niet meer ter inzage
worden gelegd.