7. Is het college van plan om in de toekomst in overeenkomende geval len opnieuw het Stadhouderlijk Hof open te stellen als zalenverhuurcen- trum en op welke bevoegdheden van het college en op welk vastgesteld beleid is dit dan gestoeld? Het begrip "zalenverhuurcentrum" achten wij hier niet van toepassing. Zie overigens de beantwoording van de vragen 5 en 6. Leeuwarden, 9 oktober 1990. Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden, Aanhangsel nr. 10. Antwoorden op schriftelijke vragen als bedoeld in artikel 47, eerste lid van het Reglement van orde voor de vergaderingen van de Raad der gemeente Leeuwarden, ingediend door de raadsleden G. Krol en Y. Dijkstra-Mol, namens de CDA-fractie, over het rapport "Schaal en Kwaliteit in het basisonderwijs" van de Projectgroep Schaalvergroting Basisonderwijs. Op 23 augustus 1990 hebben wij via de pers kennis kunnen nemen van het advies dat een werkgroep heeft uitgebracht aan de Staatssecretaris van Onderwijs en Wetenschappen, de heer J. Wallage. Dit advies betreft het voorstel om te komen tot een minimumnorm van 250 leerlingen voor scholen voor basisonderwijs. Die norm zou mede worden ingegeven door het streven naar kwaliteitsverbetering. Wij hebben over dit advies en deze stellingname met name met betrekking tot de situatie in onze gemeente grote zorgen, vooral wat betreft "onze" dorpen. Daarom willen wij U de volgende vragen voorleggen, vooral ook omdat de staatssecretaris dit advies nog niet naast zich heeft neergelegd. Vragen: 1. Bent U met ons van oordeel dat wanneer de plannen omschreven in bovengenoemd advies ten uitvoer zouden worden gebracht, zelfs in enigszins afgezwakte vorm, deze behoorlijk negatieve gevolgen zou den kunnen hebben voor het totale aanbod, zeker wat de spreiding betreft van basisscholen in Leeu warden inclusief vooral de dorpen? 2. In het advies van de werkgroep wordt gesproken over het begrip kwaliteit in relatie tot een minimum aantal leerlingen van 250 per basis school. Wat is Uw mening daarover? 3. Hoe oordeelt U over de opvatting van de werkgroep in relatie tot het huidige instandhoudingsbeleid? Antwoorden: Wij zijn met U van oordeel dat elke vorm van schaalvergroting en derhalve verhoging van de opheffingsnorm consequenties heeft voor het totale aanbod - en dus spreiding - van voorzieningen voor het basisonderwijs. Gezien de uitspraken van zowel Minister Ritzen als Staatssecretaris Wallage dat kaal slag op het platteland zal worden vermeden, zal het schaalvergrotingsbeleid vooral con sequenties hebben voor de stedelijke gebie den. Wij zijn van oordeel dat uit de vele onder zoeken op dit gebied geen noemenswaardig verband is gebleken tussen de kwaliteit van onderwijs en schoolgrootte. Kwaliteit van onderwijs wordt vooral bepaald door de deskundigheid van onderwijsgevenden, de schoolorganisatie en de zorgbreedte. Voor alsnog zijn wij van mening dat de titel van het rapport pretentieus is, omdat schaal en kwaliteit niet a priori met elkaar in ver band staan. Onze bezwaren richten zich op het loslaten van de differentiatie in opheffingsnormen en de uiteindelijke ideale en minimale schaalgrootte in het advies van de werk groep. De projectgroep is namelijk van mening dat niet valt in te zien waarom aan het onderwijs op het platteland lagere eisen gesteld zouden moeten worden dan aan het

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Schriftelijke vragen) | 1990 | | pagina 17