4.
Aanhangsel nr. 2
Vragen aan College van Burgemeester en Wethouders ingevolge artikel 47 van
het Reglement van Orde van mevrouw P. van ülren-Hakker, raadslid WD-
fractie, met betrekking tot de vorming van brede scholengemeenschappen.
Vraag:
1. Hebben B. en W. kennis genomen
van het krante-artikel in de
Leeuwarder Courant van
18 januari 1992 (pagina 21)
onder de kop: "Ruzie bij voor
bereiding fusies"?
2. Is dit krantebericht in essen
tie juist?
Antwoord
1. Ja.
Zo ja, vinden B. en W. dan niet
(net als de WD) dat geen uit
voering wordt gegeven aan het
beginsel besluit van de Raad
van Leeuwarden, op voorstel van
B. en W.om op korte termijn
te komen tot twee scholenge
meenschappen onder twee bestu
ren? Dit onder meer op grond
van de ook door B. en W. aange
geven noodzaak tot behoud van
een zekere concurrentie (zie
raadsbrief d.d. 16 mei 1991,
hoofdstuk 3.2 "Bestuurlijke
aspecten"
Als B. en W. net als de WD,
vinden dat aan het standpunt
van de Raad geen recht wordt
gedaan, op welke wijze denkt u
dan de raadsopdracht wel tot
uitvoering te doen brengen?
2. Het college is van oordeel dat
het bewuste artikel qua inhoud
en toonzetting grotendeels on
juist is. Alleen juist is de
opmerking dat de stuurgroepen,
overigens in voorlopige zin,
hebben besloten tot één be
stuurscommissie ex. artikel 61.
3. Omdat de inhoud van het artikel
onjuist is (zie antwoord vraag
2) wordt deze vraag ontkennend
beantwoord: Er is thans sprake
van onderzoek naar de uitwer
king van het intentiebesluit
Het beargumenteerde, thans
voorliggende voorlopige besluit
van de gezamenlijke stuurgroep
vergadering met betrekking tot
de wenselijkheid van vorming
van één bestuurscommissie ex.
artikel 61 voor de twee te vor
men brede scholengemeenschappen
behoeft niet in strijd te zijn
met het door de Gemeenteraad op
27 mei 1991 genomen intentiebe
sluit en behoort ten principale
tot de mogelijkheden. Daarnaast
wijzen wij er op dat dit voor
lopige besluit niet betekent
dat het streven naar twee brede
scholengemeenschappen wordt
losgelaten. Daarvan is geen
sprake.
4. Gelet op de beantwoording van
de vragen 2 en 3 behoeft deze
vraag niet meer beantwoord te
worden.