Inleiding.
3. Bent u met ons van mening dat
het dagelijks bestuur van het
OLAF thans een kans voor open
doel heeft haar geloofwaardig
heid in positieve zin te be-
invloeden door op zo kort moge
lijke termijn haar mening om
trent heropening van de AVI-
Leeuwarden te herzien, dit
tegen de achtergrond dat nu
zonneklaar is, dat het capa-
citeitssprobleem een farce is?
4. Bent u met ons van mening dat
er nu op zeer korte termijn
door middel van een extern
onderzoek nagegaan wordt hoe
het staat met het functioneren
van de directie en het
manoeuvreren van het dagelijks
bestuur van het OLAF? Vindt u
dat er in dezen ook een rol is
weggelegd voor de leden van het
OLAF?
5. Welke acties bent u van plan te
ondernemen, gezamenlijk met an
dere leden van het OLAF of
eventueel alleen, om binnen
afzienbare tijd te bereiken dat
de inwoners van deze provincie
het gevoel krijgen dat hun
belangen echt behartigd worden
door het OLAF in plaats van dat
men het gevoel krijgt, dat men
binnen het OLAF stokpaardjes
berijdt en het een normale zaak
vindt economische "miskleunen"
af te wentelen op de por-
temonnaie van de burger?
3. Het dagelijks bestuur wil de
AVI-Leeuwarden heropenen omdat
in milieu-hygiënisch opzicht
verbranden boven storten gaat,
het capaciteitsprobleem wordt
nu niet meer door het dagelijks
bestuur genoemd als argument.
Onze vertegenwoordiger zal op
deze situatie wijzen in het
algemeen bestuur en zal zijn
uiterste best doen om de
heropening tegen te houden.
4. Er heeft inmiddels een extern
onderzoek plaatsgevonden,
uitgevoerd door Twijnstra
Gudde
Zodra het rapport openbaar
wordt gemaakt, zullen wij het
voor u ter inzage leggen in de
Leeskamer.
5. Binnen het algemeen bestuur
stelt onze vertegenwoordiger
zich altijd positief-kritisch
en zakelijk op, hij probeert
daarbij de overige leden zo te
beïnvloeden dat binnen het
bestuur van OLAF op een zake
lijke manier met elkaar wordt
omgegaan. Wanneer dat bereikt
wordt, kan aan de burger ook
duidelijk worden gemaakt dat
hun belangen echt worden
behartigd.
Leeuwarden, 18 mei 1993
Leeuwarden,
Secretaris
Burgemeester en Wethouders van
Burgemeester
Aanhangsel nr. 6.
Antwoord van Burgemeester en Wethouders op schriftelijke vragen als bedoeld
in artikel 47, eerste lid, van het reglement van orde voor vergaderingen van
de Raad der gemeente Leeuwarden ingediend door mevrouw Y.A. Dijkstra-Mol en
de heer J.H.C.M. Biemans namens de CDA-fractie naar aanleiding van de beschik
kingen op diverse aanvragen in het kader van de amateuristische kunstbeoefe
ning voor 1993.
De nota "Subsidieverzoeken in het kader van de stelpost amateuristische
kunstbeoefening" nummer 22312 heeft u in uw vergadering van 1 december 1992
behandeld en conform het advies vastgesteld.
Conform het advies in genoemde nota wordt een subsidie toegekend aan diverse
instellingen voor amateuristische kunstbeoefening.
Het subsidieverzoek van de volgende verenigingen is afgewezen:
Dünsgroep Goutum;
Toneelvereniging Westenwind;
Leeuwarder Mandoline Ensemble;
Pniëls kerkkoor;
Chr. Geref. Zangvereniging Hosanna;
Interkerkelijk Jongerenkoor Sjamasj;
Chr. Gem. Zangvereniging God is mijn lied;
Chr. Leeuwarder Mannenkoor Patrimonium.
De vragen behandeld in onderhavige nota hebben betrekking op de afwijzing van
de subsidieverzoeken van de vijf hierbovengenoemde zangverenigingen.
De motivering van de afwijzing is gestoeld op hetgeen vermeld staat in artikel
25 van de Algemene subsidieverordening.
Geconcludeerd kan worden, dat de doelstelling van bovenstaande zangvereni
gingen in strijd is met hetgeen in genoemd artikel verwoord is.
Hierin staat het volgende:
Het bevoegd gezag wijst, onverminderd het bepaalde in artikel 20 (subsidies
worden slechts toegekend voor zover op de begroting van de gemeente hiervoor
de benodigde gelden zijn uitgetrokken), een subsidieverzoek af, indien:
a. niet is voldaan aan het bepaalde in artikel 11;
b. de activiteiten naar het oordeel van het bevoegd gezag tot doel hebben de
godsdienstige, levensbeschouwelijke of politieke identiteit van de in
stelling in stand te houden of te versterken; of
c. het activiteiten betreft waarvan de uitvoering naar het oordeel van het
bevoegd gezag tot de taak van de gemeente zelf behoort.
1