Aanhangsel nr. 6
Antwoord van burgemeester en wethouders op schriftelijke vragen als bedoeld
in artikel 37, eerste lid, van het Reglement van Orde voor de vergaderingen
van de raad der gemeente Leeuwarden, ingediend door de heren G. Krol en
H. Biemans, raadsleden voor de CDA-fractie, over het verlenen van (een
voorschot op) een toeslag ter compensatie van de hogere energielasten als
gevolg van de koude winter.
Inleiding
De vragenstellers hebben kennis genomen van de discussie in de Tweede Kamer
der Staten-Generaal over een toeslag voor mensen met een minimum-inkomen in
verband met de extreme koude van de laatste tijd.
Tijdens deze discussie is door de regering aangegeven dat op dit punt de
verantwoordelijkheid bij de gemeenten ligt omdat zij in het kader van de
bijzondere bijstand tot een dergelijke toeslag kunnen besluiten.
Een en ander is voor de CDA-fractie reden om de volgende vragen te stellen.
Vragen
Antwoorden
Heeft het college eveneens
kennis genomen van de dis
cussie in de Tweede Kamer?
Ja
Is het college het met de
CDA-fractie eens dat mensen
met een minimum-inkomen pro
blemen kunnen krijgen door
de hogere energie-uitgaven
die zij als gevolg van de
extreme kou hebben moeten
doen?
De CDA-fractie is van mening
dat de exacte hoogte van een
toeslag pas over enige tijd,
wanneer een afrekening van
het energieverbruik wordt
toegezonden, kan worden
vastgesteld. Wij zijn even
wel van mening, dat het van
belang is nu al duidelijk
heid te bieden op dit punt
Is het college bereid de
mensen met een minimum-inko
men in Leeuwarden een toe
slag te geven ter compensa
tie van hun hogere energie-
lasten?
Wij menen, dat onder omstandighe
den huishoudens, die rond moeten
komen van een inkomen op het ni
veau van het sociaal minimum, kun
nen worden geconfronteerd met ho
gere kosten van energieverbruik,
die zich niet of nauwelijks laten
inpassen in het normale
bestedingspatroon van die huishou
dens. Of zich zodanige financiële
belasting voordoet hangt mede af
van de weersgesteldheid in de ove
rige maanden in het verbruiksjaar
Wij zijn bereid om bijzondere bij
stand te verlenen, indien en voor
zover bij de eindafrekening de
kosten van energieverbruik als
gevolg van de koude winter aanmer
kelijk hoger blijken te zijn dan
het normale verbruik, en de
méérkosten niet kunnen worden be
streden uit het sociaal minimum en
de aanwezige draagkracht.