13. Voorstel tot vaststelling van een vrij stellingsverordening rundvee houderijen op grond van artikel 3 van de Hinderwet. GEMEENTE BOORNSTERHEM Aan de gemeenteraad. Grouw, 9 maart 1984. Reeds in de middeleeuwen kenden de grote steden een hele serie strenge verordeningen tegen vuilstortingen, stankoverlast en geluidhinder. Maar de geschiedenis van de Hinderwet begint eigenlijk bij een decreet van keizer Napoleon uit 1810, waarin onder andere werd voorgeschreven dat men pas een bedrijf mocht beginnen als men daar een vergunning voor had. Een wettelijke status kreeg dit pas in 1875 in de Fabriekswet, die in 1896 werd omgedoopt tot Hinderwet. Deze is nadien wel een aantal keren gewijzigd, maar de structuur is dezelfde gebleven. Deze Hinderwet verbiedt het zonder vergunning oprichten, in werking heb ben, uitbreiden of wijzigen van inrichtingen welke daarbuiten gevaar, schade of hinder kunnen veroorzaken. De reikwijdte van de wet werd aanvankelijk beperkt geïnterpreteerd. Ge wijzigde inzichten en nieuwe formuleringen hebben er toe geleid, dat de formulering "gevaar, schade of hinder" de betekenis heeft gekregen van "bescherming van het milieuhygiënisch belang" Welke inrichtingen onder de Hinderwet vallen wordt bepaald in het Hinder- besluit. Veehouderijen zijn als zodanig niet in het Hinderbesluit genoemd. Tot het begin van de zeventiger jaren werd er dan ook geen hinderwetvergun ning verlangdBij een moderne bedrijfsvoering zal tegenwoordig bijna altijd meer dan 1,5 KW electrisch vermogen worden gebezigd (artikel 1, onder a van het Hinderbesluit) en uit dien hoofde dus als hinderwet- plichtig zijn. In 1967 wordt voor het eerst bij een Koninklijk Besluit (Kerkwijk) vast gesteld, dat door de opslag van mest de gehele inrichting onder de wer king van de Hinderwet valt. Geleidelijk aan is daarna de Hinderwet op de agrarische bedrijfssector toegepast. Om diverse redenen zijn dus nu in principe alle veehouderijen -de tra ditionele, zowel als de intensieve- vergunningplichtig. Van de veehouderijen in de gemeente Boornsterhem heeft het overgrote deel geen Hinderwetvergunning; een situatie die in de meeste plattelandsge meenten voorkomt. Wij achten dit een ongewenste situatie, waaraan zowel in het belang van het milieu als in het belang van de rechtsbescherming van de ondernemer, zo spoedig mogelijk een eind moet worden gemaakt. Dat kan natuurlijk via de normale weg van aanschrijven en per geval een ver gunningprocedure opzetten. Er is echter een andere mogelijkheid. De raad kan namelijk op grond van artikel 3, lid 1 van de Hinderwet bij verordening vaststellen dat in de gemeente of in één of meer gedeelten daarvan bepaalde inrichtingen vrijgesteld zijn van de vergunningvereiste, mits zij voldoen aan de eisen die in de verordening zijn opgenomen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Boarnsterhim vergaderstukken gemeenteraad | 1984 | | pagina 57