- 3 - - In artikel 2, tweede lid onder c van de conceptverordening wordt één vaartuig van het verbod om ligplaats in te nemen ("stallen") uitgezonderd, mits het bij een woonschip of aan het bijbehorend erf van een woning, zomerwoning of woonwagen ligt. De V.F.G. heeft herhaaldelijk gepleit voor het vrijstellen van ten hoogste twee vaartuigen aan eigen erf, waarbij de eigenaar van de vaartuigen een ontheffing op naam zou moeten hebben om de controleerbaarheid te vergroten (sticker, vergunningsbewijs o.id. - Recreatieve ontwikkelingen zullen zoveel mogelijk dienen aan te sluiten bij kernen. In het ontwerp-vaarwegenplan geldt voor de kernen een ondergrens van 2000 inwoners. Met deze grens is de V.F.G. niet zo gelukkig. Ook kernen met minder dan 2000 inwoners dienen voor stimulerende maatregelen in aanmerking te komen. Wij kunnen ons met de opmerkingen van de V.F.G. verenigen. Het V.F.G. bepleit een ontheffing op naam voor het hebben van ten hoogste twee vaartuigen aan eigen erf in plaats van een algemene vrijstelling, om de controlemogelijkheid te vergroten. Wij menen dat in dit verband in plaats van een ontheffing een vergunning beter op zijn plaats is. Een ontheffing veronderstelt een uitzondering van een principieel verbod. Een vergunning reguleert een handeling die in beginsel niet ontoelaatbaar is. Dit laatste is het geval. De opmerking van het V.F.G. over de ondergrens van 2000 inwoners voor de kernen die zoveel mogelijk betrokken dienen te worden bij recreatieve ontwikkelingen hebben wij meegenomen in onze reactie op het ontwerp-provinciaal vaarwegenplan. De Marrekrite heeft meerdere malen haar verontrusting kenbaar gemaakt over het ontbreken in de ontwerp-verordening van een 3 x 24 uurs regiem ten aanzien van het liggen aan Marrekrite aanleg plaatsen. De mogelijkheid bestaat reëel dat meer dan voorheen deze ligplaatsen langer dan drie dagen achtereen bezet worden gehouden. Daartegen zijn dan geen strafsancties meer mogelijk. Vanzelfsprekend kan de Marrekrite als eigenaar van de ligplaatsen privaatrechtelijk optreden, maar de effectiviteit daarvan is duidelijk minder dan van een publiekrechtelijk ingrijpen. Wij delen de bezorgdheid van de Marrekrite en vinden dat een mogelijke oplossing van de onderhavige problematiek bij voorkeur in de lig plaatsenverordening gestalte moet krijgen. De ontwerp-verordening verschaft Gedeputeerde Staten de mogelijkheid om de bevoegdheid om ontheffingen te verlenen als bedoeld in de artikelen 2 t/m 5 en de bevoegdheid om ligoevers aan te wijzen, als bedoeld in artikel 9 van de verordening te delegeren aan burge meester en wethouders van de betreffende gemeente. Gedeputeerde Staten vragen of onzerzijds de bereidheid bestaat de voorvermelde bevoegdheden uit te oefenen. Het antwoord op deze vraag ligt besloten in de vorenstaande reactie. Wij zijn van mening dat de uitoefening van de bedoelde bevoegdheden thuishoren in het takenpakket van de gemeente, die het best op de hoogte is met de specifieke plaatselijke omstandigheden. Wij stellen u voor een reactie in bovenstaande zin aan Gedeputeerde Staten van Friesland te zenden. Burgemeester en wethouders der gemeente Boornsterhem, de secretaris, de burgemeester, P.H. Starreveld. B.G. Holtrop.

Historisch Centrum Leeuwarden

Boarnsterhim vergaderstukken gemeenteraad | 1984 | | pagina 79