- 12 - 25. Voorstel tot het geven van een reactie op het ontwerp van een ligplaatsenverorde ning Friesland. Uit naam van alle fracties geeft de heer De Wolf commentaar op dit voorstel. Hij zegt het volgende: "De recreatie op en aan het water is voor het provinciaal bestuur van Friesland, deze waterrecreatieprovincie bij uitstek, kennelijk een ernstige en moeilijke zaak. Na de Landschapsverordening 1975 die juridisch geen schoonheidsprijs kon wegdragen, ligt nu een nieuwe poging, een ontwerp-ligplaatsenverordening voor ons ter be commentariëring. Hierin wordt het recreatief varen, het aanleggen, het ankeren, het ligplaats innemen en het bouwen en hebben van steigertjes geregeld. Eén ding is in ieder geval zeer verheugend: het liggen in en het varen door rietkragen, onze beste en mooiste oeverbescherming, wordt eindelijk strafbaar ge steld. Hopelijk gaat de provinciale overheid nu ook iets ondernemen tegen andere rietvernielers: sportvissers en grazend vee! Verder is het een moeilijke materie, maar twee dingen zijn duidelijk. De gemeen teraad wordt in dit ontwerp volkomen buiten spel gezet, en dat nadat de Friese gemeenten juist door diezelfde provincie Friesland opnieuw zijn ingedeeld tot zeer bestuurskrachtige eenheden. En als we niet oppassen worden de waterrecreanten rechteloos gemaakt, al berust dat hopelijk op een misverstand. Aanleggen, zoals beschreven in artikel lb, doe je als je de boot in gebruik hebt en je gaat ergens liggen aan een oever om koffie te drinken, een eindje te wandelen, te vissen of te overnachten. Of aan een paar stokken voor een rietkraag om te vissen. Nu wil het voorstel de provincie (d.w.z. Gedeputeerde Staten) de bevoegdheid geven (in artikel 10) om dit "toeristisch" aanleggen aan bepaalde oevers te kunnen ver bieden, en ook het varen en ankeren in bepaalde wateren, volledig of gedurende een bepaalde periode van het jaar, en voor alle of voor bepaalde soorten boten. Dit nu is een bevoegdheid die typisch aan de gemeenteraden in Friesland toebehoort, zeker in deze tijden van decentralisatie en na de herindeling. Wel bestuursorgaan kan immers beter op de hoogte zijn van de subtiele belangen die moeten worden gewogen bij de beoordeling van dergelijke zaken dan de gemeente raad. Daarbij zal die raad gaarne gebruik maken van de deskundige adviezen en aanbeve lingen van provinciale organen. Ook behoort de provincie dergelijke besluiten te toetsen in een goedkeuringsprocedure. Maar nogmaals, de besluitvorming behoort de provincie niet aan zich te trekken. Wij maken daar ernstig bezwaar tegen. Daarbij komt dat bedoelde verboden een ernstige ingreep betekenen in de traditioneel grote bewegingsvrijheid van onze burgers in ons waterengebied. Het is bekend dat de afweging bij dit soort besluitvorming een zeer pluriforme en gevoelige zaak betreft. Gezien de grote sociale en andere belangendie in het geding zijn, moet die afweging zorgvuldig gebeuren. Daarom behoort de rechtsbescherming oiovereenkomstig die bij een bestemmingsplan te zijn, d.w.z. een openbare besluitvormingsprocedure met ter visie legging van een voorgenomen raadsbesluit met bezwaarmogelijkheid bij die raad voor iedere burger of organisatie, besluitvorming door de raad, wederom ter visie legging door de provincie met beroepsmogelijkheid bij G.S. en vaststelling door G.S. Het karakter van dit soort besluiten kan nooit zo dringend zijn in de tijd, dat een schorsende werking door bezwaren een reden zou kunnen zijn om maar niet in bezwaarmogelijkheden te voorzien. Het is verheugend dat ook G.S. in hun voorstel in artikel 9 in een beroepsraogelijk heid hebben voorzien, al is het wât onbevredigend dat de enige beroepsinstatie dezelfde is die het besluit heeft uitgevaardigd. A.R.O.B.-beroep is voor dit soort verboden van algemene strekking in het algemeen niet mogelijk volgens deskundigen. Dat dit wel zou kunnen is een misverstand. Als de suggestie van de Vereniging van Friese Gemeenten om de door G.S. voorziene beroepsmogelijkheid te schrappen gehono reerd zou worden, zouden de watearecreanten in dezen rechteloos worden. Dat zal toch in deze tijd niet de bedoeling zijn. Mocht de bevoegdheid tot aanwijzing niet bij de gemeenteraad komen (met bezwaar- en beroepsmogelijkheden als eerder genoemd) dan hopen wij dat tenminste de in

Historisch Centrum Leeuwarden

Boarnsterhim vergaderstukken gemeenteraad | 1984 | | pagina 17