GEMEENTE BOORNSTERHEM
3a. Voorstel met "betrekking tot de keuze
aansluiting bij een samenwerkingsver
band (regiokeuze).
Aan de gemeenteraad.
Grouw, 10 april 1981+.
Met betrekking tot de gemeentelijke herindeling zijn reeds heel wat zaken
aan de orde geweest en geregeld.
Een van de punten waaromtrent nog geen beslissing is gevallen betreft de
regiokeuze; de vraagstelling bij welk samenwerkingsverband de gemeente
Boornsterhem zich het beste kan aansluiten.
Verschillende malen is het thema van de regiokeuze aan de orde geweest,
o.a. in het overleg van de colleges in het zogenaamde U.R.I.-verband en
in vergaderingen van het tot de herindelingsdatum functionerende bestuur
lijke platform. Beslissingen zijn echter niet genomen en de feitelijke
situatie is derhalve dat de gemeente Boornsterhem momenteel nog deel uit
maakt van de regio's Noord, Zuidwest en Schoterwerven. Een onhoudbare
toestand, waaraan een einde dient te komen.
Afgezien daarvan dwingt de herindelingswet de raad en het college tot het
nemen van beslissingen met betrekking tot de gemeenschappelijke regelingen
welke beslissingen binnen 6 maanden na de datum van herindeling moeten
zijn genomen. De genoemde termijn van 6 maanden kan door Gedeputeerde Sta
ten met ten hoogste zes maanden worden verlengd.
De redenen waarom tot nu toe geen beslissingen konden worden genomen spit
sen zich vooral toe op:
a. de geografische ligging van het gebied van de gemeente Boornsterhem,
vooral ten opzichte van de regio's Noord en Schoterwerven;
b. de onduidelijkheden met betrekking tot de financiële aspecten met
name verband houdende met de uittreding uit een tweetal gemeenschappe
lijke regelingen.
Het onder b genoemde punt heeft in de besprekingen steeds een belangrijke
rol gespeeld, en begrijpelijk, vooral in een tijd van het krapper worden
van de financiële middelen, niet onterecht.
Het zou normaliter juist zijn geweest, om bij een zo ingrijpende beslis
sing, vooraf alle inns en outs te kennen, zodat het totaal van consequen
ties kan worden overzien. Pogingen onzerzijds om dat duidelijke beeld te
krijgen zijn evenwel niet gelukt.
Vragen onzerzijds om opgaaf te doen van de hoogte van de uittredesom zijn
onbeantwoord gebleven.
Noch de daarbij betrokken regio's, noch het provinciaal bestuur is in
staat of genegen gebleken dat duidelijke beeld (en dan met name het finan
ciële beeld) omtrent de zaak van de herschikking van regio's te geven.
Zelfs de Vereniging van Friese Gemeenten heeft zich met deze materie be
zig gehouden, doch is niet verder gekomen dan hier en daar wat indicatief
richting geven, zich daarbij vooral baserend op de omvang van bestuur
lijke regio's nu en in de toekomst.