- 3 -
Op bouwplan 5 zijn van toepassing de voorschriften behorende bij
het geldende uitwerkingsplan ex artikel 11 van de Wet op de Ruimte
lijke Ordening "Irnsum-Dekamastrjitte"
Het bouwplan is in hoofdlijnen in overeenstemming met dit plan.
Afwijkingen zijn er in die zin, dat de woningen niet geheel binnen
de geplande bouwblokken worden opgericht, terwijl daarnaast de
oppervlakte van de vrijstaande bijgebouwen (garages) bij één der
bouwblokken met ongeveer 7 m2 wordt overschreden (toegestaan is
30 m2
Ten opzichte van het totale plan, dat overigens past binnen het
contingent premie—A—woningen voor dit jaarzijn deze overschrij
dingen echter zodanig gering dat wij aan het realiseren daarvan
zonder meer medewerking willen verlenen.
Hiertoe zijn wij voornemens de gevraagde vergunning te verlenen
middels een artikel-19-procedure
Op bouwplan 6 zijn van toepassing de voorschriften behorende bij
het geldende bestemmingsplan "De Hemmen, gedeelte ten noorden
van Leppehiem"Het betreffende perceel heeft als bestemming "éénge—
zinshuizen, vrijstaand en/of twee-aaneen gebouwd". Het ingediende
bouwplan wijkt qua maatvoering en situering af van de voorschriften
respectievelijk de plankaart. Om formele redenen dient de bouwver
gunning dan ook geweigerd te worden.
Buiten deze planologische belemmeringen achten wij overigens geen
bezwaren aanwezig om aan het plan de nodige medewerking te verlenen
door het volgen van een artikel-19-proceduremede gelet op de
behoefte om voor het onderhavige gebied tot een herverkaveling
te komen waarop dan de bebouwingsgrenzen dienen te worden aangepast.
Voor deze zes premie—A—woningen bestaat de mogelijkheid tot het
verkrijgen van een extra contingent premie—A—woningen. Deze toewijzing
hangt in hoge mate af van de vraag of een bouwvergunning wordt
c.q. kan worden afgegeven binnen een redelijk korte termijn. Ook
hierbij is het volgen van een artikel-19-procedure geboden.
Als gevolg van dit bouwplan hebben wij ons tevens beraden op de
vraag of van de nabij dit perceel in het bestemmingsplan opgenomen
mogelijkheid tot aanleg van een brug (voor fietsers en voetgangers)
gebruik dient te worden gemaakt.
Wij hebben deze vraag, uit exploitatie-technisch oogpunt (aan
deze relatief dure gronden geen extra kosten meer toevoegen) zowel
als uit planologisch oogpunt (het openhouden van het water doet
geen afbreuk aan het totale plan) in negatieve zin beantwoord.
Wij achten het daarom juist om deze brug, althans het benodigde
perceelsgedeelte, mee te nemen in het bouwplan 6 betreffende voorbe—
reidingsbesluitopdat bij de planherziening de "brug" zal komen
te vervallen en de bestemming "water" aan het perceelsgedeelte
wordt gegeven.
Alvorens wij de bovenbedoelde procedures kunnen beginnen, dient
uw raad voor de betreffende percelen een voorbereidingsbesluit
te nemen op grond van artikel 21 van de Wet op de Ruimtelijke
Ordening.