-2-
qua oppervlakte past het bouwplan binnen, de vorschriften van de
in voorbereiding zijnde regeling erfbebouwing. Op details kent
het bouwplan evenwel nog geringe overschrijdingen van deze regeling.
Gelet daarop, alsmede op het feit dat het bouwplan past in het
bebouwingsbeeld ter plaatse, zijn wij van mening dat deze bouwaanvrage
voor inwilliging in aanmerking behoort te komen. Wij stellen ons
daarom voor de vergunning te verlenen met toepassing van "artikel-19-
procedure"
Op bouwplan 3 zijn van toepassing de voorschriften behorende bij
het geldende bestemmingsplan voor Rauwerd.
Het bouwplan is met deze voorschriften in strijd.
Voor het betreffende gebied is een bestemmingsplan in procedure
(ook dit plan ligt bij de Kroon). Getoetst aan de voorschriften
van dit nieuwe plan blijkt dat sprake is van slechts een geringe
overschrijding van de bij deze woning toegestane oppervlakte aan
bijgebouwen. Maximaal is toegestaan 36,3 m2 het bouwplan voorziet
in een totale oppervlakte van 38 m2
Wij zijn van mening dat deze overschrijding van een zo geringe
betekenis is dat wij op het verzoek in beginsel positief willen
beslissen. Een "artikel-19-procedure" zal daarbij gevolgd moeten
worden, waarbij formeel een wijziging wordt bewerkstelligd op het
nog geen rechtskracht bezittende bestemmingsplan Rauwerd.
Op bouwplan 4 zijn van toepassing de voorschriften behorende bij
het Uitbreidingsplan in Hoofdzaak.
Het bouwplan is met dit geldende plan vanwege het ontbreken van
de vereiste en door gedeputeerde staten goedgekeurde classificatie
van de weg waaraan gebouwd wordt, niet in overeenstemming.
Wij hebben het plan verder getoetst aan het in procedure zijnde
bestemmingsplan voor het Buitengebied (ook dit plan ligt bij de
Kroon)De conclusie is dat ook dit bestemmingsplan de bouw van
een ligboxenstalwoning en garage op gemelde percelen niet toestaat.
Formeel dient op het verzoek om bouwvergunning een afwijzende beslis
sing te worden genomen, echter de vestiging van een agrarisch bedrijf
op dit perceel is wenselijk in het kader van de ruilverkaveling
"De Veenpolders"Vanuit planologisch oogpunt ontmoet het verlenen
van medewerking naar ons oordeel geen bezwaren. Hiervoor hebben
wij als argument dat bij de vaststelling van het bestemmingsplan
voor het buitengebied (1976), in het bijzonder voor genoemde percelen,
de bestemming is afgestemd op de feitelijke situatie. Zou het bestem
mingsplan in de huidige tijd worden vastgesteld, dan zou de bebouwings
mogelijkheid voor deze percelen beter voorzienbaar zijn geweest
(met het oog op de in gang gezette ruilverkaveling) en ook daadwerke
lijk zijnopgenomen.
Bij het thans aan de orde zijnde bouwplan is rekening gouden met
de opmerkingen van gedeputeerde staten, gemaakt bij hun beslissing
tot het gedeeltelijke onthouden van goedkeuring van het bestemmings
plan voor het buitengebied. Deze opmerkingen betroffen de groote
van de bebouwingsblokken bij agrarische bedrijven.
Gelet op het vorenstaande zijn wij voornemens aan het bouwplan
medewerking te verlenen via een "artikel-19-procedure"