-3-
Wij hebben daarom niet, zoals de Commissie Beroep- en Bezwaarschriften
vraagt, de mogelijkheid om een nieuw beleid te ontwikkelen in plaats
van de artikel 6 aanwijzing. In dit verband verwijzen wij naar
een brief van Gedeputeerde Staten van 15 augustus 1985, afdeling
RoR, nr. 103 die een duidelijke indicatie geeft over de opstelling
van dat college in de onderhavige problematiek. Deze brief ligt
bij de raadsstukken ter inzage.
Uitgangspunt van zowel de oude Landschapsverordening als de nieuwe
ligplaatsenverordening is dat het buitengebied geen stallingsplaats
voor vaartuigen moet zijn. Deze stelling heeft uw raad in zijn
vergadering van 20 maart 1984 bij de behandeling van de ontwerp-
ligplaatsenverordening onderschreven. De westzijde van de Boarn
is onmiddellijk gelegen aan de dorpskant van Irnsum.
Aan deze kant bevinden zich ook jachthavens en industrieterrein.
De oostzijde van de Boarn daarentegen wordt begrensd door agrarisch
gebied, met uitzondering van het meest noordelijk gelegen gedeelte,
waarvan een deel van de aangrenzende grond wordt gebruikt als
volkstuin en waarvan de oevers dan ook buiten de artikel 6 aanwijzing
valt. Wellicht heeft elke grens iets willekeurigs in zich maar
er is een duidelijk verschil in karakter tussen de westoever en
de oostoever, van de Boarn ter plaatse. Door dit duidelijke verschil
is de aangebrachte functiedifferentiatie niet alleen verdedigbaar,
maar naar onze mening ook juist. Wij menen dan ook dat een toekomstige
aanwijzing als ligoever daarom niet voor de hand ligt. Volledigheids
halve wijzen wij u er nog op dat ligoevers in principe zijn bestemd
voor de eigen inwoners.
Opmerkelijk is dat relatief grote vaartuigen ligplaats hebben aan
de oostzijde van de Boarn; kennelijk een gevolg van een gunstige
verhouding tussen, liggeld en lengte van de boot. Hoewel wij voorstan
ders zijn van zo laag mogelijke ligplaatstarieven, menen wij dat
deze tarieven niet los kunnen worden gezien van het totale ligplaat-
senbeleid in Friesland.
Wij ontvangen namelijk in toenemde mate berichten van jachthavenonder
nemers, zowel particuliere als stichtingen met door de gemeente
gegarandeerde leningen over een verontrustend verder gaande onderbe
zetting van de havens. Door onderbezetting bestaat kans op een exploi
tatietekort dat alleen kan worden weggewerkt door tariefverhogingen.
Niet ondenkbaar zelf is sluiting van jachthaven of het aanspreken
van gemeentelijke garanties die in het verleden op de financiering
zijn verstrekt.
Verder is duidelijk dat er een zekere mate van uniformiteit tussen
de Friese watersport gemeenten nodig is om een gezamenlijk beleid
te ontwikkelen dat in principe vaste ligplaatsen in het buitengebied
tegengaat.Buurgemeenten hebben laten weten dat serieuze en consequente
saneringsaanpak dreigen te worden gefrustreerd door een te tolerant
beleid van Boarnsterhim.
Samenvattend concluderen wij dat de bestuurlijke geloofwaardigheid
en de uitvoerbaarheid van het saneringsbeleid ernstig worden geschaad
als uw raad thans zou besluiten geen uitvoering te geven aan zijn zelf
vastgestelde ligplaatsenbeleid.