-2-
4. Indien een woning voor een beheerder wordt gebouwd, wordt als
eis gesteld dat het bouwperceel voor deze woning (met de daarbij
behorende agrarische bebouwing) tenminste Yz ha. bedraagt.
5. De gezamenlijke inhoud van de bij een bedrijf behorende agrarische
bebouwing, uitgezonderd de woning voor de beheerder, moet tenminste
200 m3 bedragen
6. De afstand van de sub 3 bedoelde bebouwing tot de zijdelingse
perceelsgrens moet tenminste 10 m bedragen.
Het bouwplan is in overeenstemming met de hiervoor genoemde leden
1 t/m 6 van artikel 3 en met artikel 5 (zie sub 2).
Bovendien is in het onderhavige geval sprake van agrarische bebouwing.
In artikel 1 onder f van genoemde nadere bepalingen wordt hieronder
verstaan: gebouwen en inrichtingen welke duurzaam en blijkens hun
aard en inrichting rechtstreeks ten dienste staan van een agrarisch
bedrijf.
Tot deze conclusie kwam ook het college van burgemeester en wethouders
in haar vergadering van 20 augustus 1985. Beslissing: in beginsel
accoord. Alvorens bouwvergunning te verlenen advies van de Directeur
Landbouw en Voedselvoorziening in Friesland inwinnen.
In zijn advies van 3 september 1985 stelt de directeur, dat hij
niet overtuigd is van de redelijke noodzaak om ter plaatse te komen
tot de bouw van een woning met schuur. Deze conclusie stoelt hij
onder meer op het feit, dat er in het onderhavige geval geen sprake
is van een concreet bedrijfsplan.
Aan het slot van het advies vestigt hij er de aandacht op, dat
zijnerzijds uitsluitend naar de landbouwkundige aspecten is gezien.
Hij besluit met de zin: "Het kan zijn dat u om bestuurlijke redenen
andere aspecten mee laat wegen, maar dat behoort uiteraard tot
uw verantwoordelijkheid".
./.Op 9 september 1985 deelt HUS en HIEM welstandszorg) het college
van burgemeester en wethouders mee, dat tegen het ontworpen bouwwerk
geen met de welstandseisen verband houdende bezwaren zijn gerezen.
Zij geeft het college in overweging de bouwvergunning niet te weige
ren.
Tijdens de hoorzitting is gebleken, dat de Directeur Landbouw en
Voedselvoorziening één van zijn ambtenaren telefonisch heeft laten informe
ren naar het bedrijfsplan. Deze ambtenaar heeft daartoe een telefonisch
gesprek gehad met mevrouw Schuurmans.
De commissie vindt een dergelijke gang van zaken verwerpelijk. Nog
afgezien van de vraag of wel een zodanig advies gevraagd had behoeven
te worden, is de wijze waarop dit gebeurd is zeer discutabel en
maakt het advies minder geloofwaardig.
De commisie (en in eerste instantie ook burgemeester en wethouders)
is van mening, dat de bouwaanvraag in overeenstemming is met het
bestemmingsplan. De leeftijd van de aanvrager in de beoordeling
betrekken, zoals door de Directeur Landbouw en Voedselvoorziening
in Friesland en door burgemeester en wethouders wordt gedaan, stoelt
niet op het bestemmingsplan en dient derhalve achterwege te blijven.