-2-
Aan elke inrichting is tijdens de inventarisatie een prioriteit
voor controle en een prioriteit voor aanschrijving toegekend.
Er zijn 10 prioriteitsklassen onderscheiden.
Bij het bepalen van de prioriteiten is uitgegaan van de volgende
gegevens
- de emissie en de locatie van de inrichting (bij bepalen controle
prioriteit)
- de emissie, de locatie en de vergunningssituatie van de inrichting
(bij bepalen aanschrijvingsprioriteit).
Met "emissie" wordt aangegeven de uitworp in het milieu, veroorzaakt
door een bepaalde bron (een inrichting).
Door naast de emissie ook de locatie van de inrichting (dit is
het gebied waarin de inrichting zich bevindt) in beschouwing te
nemen, kan een oordeel worden gevormd omtrent de mate van onwenselijk
heid van de emissie. Hier is dus gekozen voor de gebiedsbenadering.
Gezien het karakter van een hinderwetuitvoeringsprogramma zal het
aangeven van de omvang van de emissie beperkt moeten blijven tot
een relatieve waardering.
Bij de inventarisatie van de emissie is uitgegaan van de volgende
zes milieu-aspecten
1. geluid/trilling;
2. gevaar;
3. luchtverontreiniging/stank/stof
4. bodem- en grondwaterverontreiniging;
5. waterverontreiniging;
6. verkeersaantrekking.
De emissie per inrichting is geïnventariseerd door per milieu-aspect
een relatieve waardering toe te kennen.
Deze waarderingen (scores), namelijk 0, 1, 2 en 3 hebben de volgende
betekenis
0 geen of zeer gering
1 gering
2 middelmatig of groot
3 zeer groot.
Naast een lijst met potentiële emissiescores per inrichting is
ook een lijst opgesteld van potentiële emissiescores voor veel
voorkomende hinderwetplichtige activiteiten de Activiteitenscore-
lijst)
Per milieu-aspect kan zo tot een inschatting van de potentiële
emissiescore per inrichting worden gekomen, die ter plaatse wordt
vergeleken met de werkelijke situatie.
ad. b
De prioriteit ten aanzien van het aanschrijven wordt bepaald op
basis van:
- het totaal van de geïnventariseerde emissiescores;
- de locatie van de inrichting;
- de vergunningsituatie.