- 2 - fuortset wurde, mar it kolleezje stelt derby dat as Tasma der mei ophâldt dat dan ek de hierferhâlding ophâldt. Wurde hjir dan twa útgongspunten oanhâlden? De heer De Wolf zegt het volgende 'Het voorliggende voorstel om het bestemmingsplan niet uit te voeren komt er op neer dat we denken rustig te kunnen afwachten tot Tasma wegens ouderdom het bijltje er bij moet neerleggen. We denken dan dat tenminste ons stuk, dat is ongeveer een derde deel van het bedri jfsoppervlak, ons vanzelf als een rijpe appel in de schoot valt. We zijn immers juridisch eigenaar. Toch bevredigt deze benadering mij allerminst. Ze moge juridisch waterdicht lijken, voor mijn gevoel is het teveel een juridisch foefje. Ik ben er niet zo zeker van of wij in een civiele procedure aan het langste eind zouden trekken. Er zijn in de achter ons liggende jaren zoveel uitspraken gedaan en verwachtingen gewekt, dat deze zaak een veel bredere strekking kan hebben dan alleen een planschade-affaire op grond van artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Daarbij zou een civiele procedure zowel de heer Tasma als de gemeente veel geld kunnen kosten. Bedacht moet worden dat we er nog lang niet zijn, als het ons al zou gelukken zonder al te veel kleerscheuren langs de voorgestelde weg weer de beschikking over ons stukje grond en water te krijgen. Een veel groter aantal schiphuizen staat op Domeinengrond en het is bekend dat Domeinen zwart op wit heeft gegeven dat ze slechts wil medewerken aan onze gemeente lijke plannen als wij tot een redelijke regeling met de heer Tasma zouden zijn gekomen. Uw voorstel lijkt mij niet in overeenstemming met de bedoeling van Domeinen. Verder moeten wij nog met een aantal particulieren die daar ook schiphuizen hebben een regeling treffen. En ook zullen we uit redelijkheidsoverwegingen een vergelijkbare plaats moeten bieden aan tientallen boten die daar dan niet langer zouden kunnen liggen. Iets wat, gezien de geringe kansen dat er een derde jachthavenkolk komt, wel een moeilijke zaak zal worden. Temeer gezien de druk op vaste lig plaatsen die zal ontstaan door de provinciale ligplaatsenverordening. Wij hebben zelf een commissie van arbitrage ingesteld. Ik twijfel niet aan de deskundigheid en de integriteit van de leden van deze commissie. Het door deze commissie bepaalde bedrag dat wij als schadevergoeding zouden moeten betalen bij uitvoering van het bestemmingsplan nu mogen en zullen wij dan ook niet bekritiseren. Als wij menen financieel niet in staat te zijn ons eigen bestemmingsplan uit te voeren, staat ons als fatsoenlijk gemeentebestuur niets anders te doen dan het bestemmings plan op zeer korte termijn te wijzigen. Zo, dat het bedrijf ter plaatse normaal kan worden voort gezet en ook aan een nieuwe huurder kan worden overgedragen. De heer Tasma kan dan binnen de commerciële mogelijkheden die de door hem opgebouwde 'good-will' en de voor zijn bedrijf geldende huur- en pachtsituatie bieden, zaken doen met een opvolger. De schade voor de gemeente wordt dan zoveel mogelijk beperkt, ook al zal er zelfs bij deze aanpak door de lange tijd dat we deze zaak hebben laten lopen bij de betrokkene wel schade kunnen worden aangemerkt, waarvoor wij mogelijk nog worden aangesproken. De handelwijze, het aanpassen van het bestemmingsplan, zodanig dat de heer Tasma zijn bedrijf kan voortzetten en overdragen, is geheel in overeenstemming met de inzichten van uw college zoals uitgesproken bij de discussie over het besluit om een commissie van arbitrage in te stellen in onze vergadering van 19 november 1985. Ik citeer woordelijk uit de vastgestelde notulen: "De foarsitter seit dat it op grûn fan de akte sa is, dat as de ried beslút om it bedriuw net foar it fêststelde bedrach te keapjen, dat dan it bestimmingsplan feroare wurde moat." (pag. 27 onderaan). Wethouder Breeuwsma preciseert dat nog eens op pag. 28. Ik citeer wederom:

Historisch Centrum Leeuwarden

Boarnsterhim vergaderstukken gemeenteraad | 1986 | | pagina 4