- 4 - gevoerd waar uiteindelijk het bedrag is uitgekomen dat door de arbitrage commissie is vastgesteld. Het college vindt dat bedrag te hoog. Dat is het hen niet waard en daarom zal het bestemmingsplan in dat opzicht ook niet worden uitgevoerd. Op de vraag wat er dan moet gebeuren is voor de heer Damsma het antwoord een wijziging van het bestemmingsplan in vrije sectorbouw zodat via de verkoop van de kavels de kosten van Tasma betaald kunnen worden. Dat lijkt spreker toch niet de juiste op lossing omdat het uitgangspunt de relatie tussen water en groen was, en dan moeten daar geen huizen tussen komen. De heer De Wolf is van mening dat als Tasma niet wordt uitgekocht, de situatie teruggedraaid moet worden, zodat voor Tasma weer de situatie ontstaat dat als hij dat wil, hij zijn bedrijf kan verkopen. Zo'n constructie is denkbaar, maar het doet volgens spreker geen recht aan de mogelijkheden die de Wet op de Ruimtelijke Ordening biedt, nl. dat een bestemmingsplan recht matig vastgesteld kan worden en dat schade die daar uit voort vloeit vergoed moet worden. Wordt het bestemmingsplan niet uitgevoerd dan moet de heer Tasma zijn bedrijf kunnen blijven uitoefenen. In het voorstel wordt die mogelijkheid geboden. Met een eventuele opvolger van de heer Tasma heeft de gemeente geen band en derhalve geen verplichtingen, die tegenover de heer Tasma wel bestaan. De heer Bouma is van mening dat de continuïteit die voorgesteld wordt zich niet verdraagt met de huuropzegging die ook genoemd wordt in het voorstel. Spreker is van mening dat dat wel kan, omdat de continuïteit te maken heeft met het bedrijf zoals Tasma dat nu voert, maar daardoor is de gemeente niet verplicht om ook een huurovereenkomst met een even tuele opvolger aan te gaan. De overeenkomst zoals die met Tasma gemaakt is, is een persoonsgebonden overeenkomst. Bij de Domeinen is sprake van een zakelijk recht dat niet afhankelijk is van de personen. Lukt het de gemeente niet om op een minnelijke wijze de zakelijke rechten t.a.v. de Domeinengrond in handen te krijgen dan kan het bestemmingsplan niet uitgevoerd worden. Misschien zal het bestemmingsplan daardoor nooit uitgevoerd kunnen worden. T.a.v. Tasma gaat het om een persoonlijk recht en dat moet volgens spreker geen zakelijke werking krijgen doordat dat zelfde recht automatisch voor een opvolger zou gelden. Als de raad echter met de heer De Wolf van mening is dat het bedrijf wel voor het door de arbitragecommissie vastgestelde bedrag moet worden uitgekocht, zal dat besluit uitgevoerd worden. Het college is echter van mening dat het op dit moment dat bedrag niet waard is. De heer De Wolf vindt het moeilijk om op het antwoord van de voorzitter te reageren. Hij heeft het gevoel dat het een juridische discussie gaat worden. Volgens hem is het niet de bedoeling dat er op de voorgestelde manier gewerkt wordt met bestemmingsplannen. Het niet continueren van de huur heeft heel duidelijk te maken met de bestemmingsplanontwikkeling. Bij opzegging van de huur gaat voor Tasma toch een stuk zakelijke waarde verloren omdat, zoals in het huurcontract staat, hij het water leeg moet opleveren. In een eventuele juridische procedure zal die connectie tussen huuropzegging en bestemmingsplan gemakkelijk zijn aan te tonen en dat kan voor de gemeente nog vrij veel moeilijkheden opleveren. Verder is er nog de vraag hoe de Domeinen zullen reageren. Het had allemaal al iets gemakkelijker geweest als de reactie van Domeinen op dit voorstel bekend zou zijn geweest. Alle argumenten afwegend blijft spreker bij zijn voorstellen. Het eerste voorstel is om het bedrijf van de heer Tasma volgens het voorstel van de arbitragecommissie uit te kopen. Wordt dat voorstel niet door de raad overgenomen dan stelt spreker voor om het bestemmingsplan zodanig te wijzigen dat voortzetting van het bedrijf mogelijk blijft en dat het mogelijk wordt om het bedrijf aan een opvolger over te dragen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Boarnsterhim vergaderstukken gemeenteraad | 1986 | | pagina 6