- 2 -
Gezien de ontwikkelingen van de afgelopen jaren een reëel uitgangs
punt. Wel moet worden opgemerkt, dat het beleidsplan hier afwijkt
van het provinciale beleid, zoals geformuleerd in het voorontwerp
Streekplan Friesland.
In het beleidsplan is het gemeentelijke bevolkingsrichtgetal voor
het jaar 1990 berekend op 17.990, en voor het jaar 1995 op 18.600.
Het beleidsplan gaat dus uit van een bevolkingsgroei, gebaseerd op
de natuurlijke aanwas van de eigen gemeentelijke bevolking. Omdat de
leeftijdsopbouw per dorp verschillend is, is de berekende groei per
dorp ook verschillend. In het beleidsplan is voor de dorpen Grouw en
Akkrum berekend, wat de natuurlijke aanwas zal zijn. Uit deze bere
kening blijkt, dat deze groei iets onder het gemeentelijke gemiddel
de ligt. Dit zou dan ook betekenen, dat beide dorpen bij de woning
verdeling een iets minder aantal toegewezen zou krijgen, dan wanneer
een evenredige verdeling toegepast zou worden. Een beleid, dat recht
zou doen aan ons uitgangspunt, dat de leefbaarheid in de kleinere
dorpen ondersteund zou moeten worden door een actief woningbouwpro
gramma. Het beleidsplan wil evenwel ook aansluiten bij de realiteit,
en de wensen van de mensen. Het is ons gebleken, dat gemeentelijke
beleidsuitgangspunten niet direct richtsnoer zijn voor het kiezen
van een nieuwe woonlocatie. Zowel bij de huurwoningen, als bij de
koopwoningen wordt de laatste jaren de maatschappelijke trend zicht
baar, bij voorkeur in een wat groter dorp te gaan wonen.
Mede gezien deze ontwikkeling is de nota uitgegaan van een even
redige verdeling van de gemeentelijke natuurlijke aanwas over alle
dorpen en is voor elk dorp een bevolkingsrichtgetal vastgesteld.
Vanuit de vastgestelde bevolkingsrichtgetallen, is de woningbehoefte
uitgerekend. Hieruit blijkt, dat indien rekening wordt gehouden met
een verdere daling van de gemiddelde woningbezetting, en rekening
wordt gehouden met het vervangen van ca. 20 woningen per jaar, een
bouwproductie noodzakelijk is van 91 woningen per jaar. Om dit te
realiseren is een woningcontingent van ca. 50 gesubsidieerde
woningen noodzakelijk.
In het beleidsplan wordt dit haalbaar geacht, uit een zeer recent
verkregen informatie van de provinciale commissie voor de volkshuis
vesting blijkt, dat die er anders over denken. Voor 1988 is het
nieuwbouw contingent vastgesteld op 33 stuks, voor de daaropvolgende
jaren zijn indicatief aangegeven de aantallen van 25, 26, en 31
stuks. Wij zijn van mening, dat deze verdeling in geen enkele ver
houding staat tot de werkelijke vraag en mogelijkheden binnen onze
gemeente. Veeleer hebben wij de indruk, dat bij de verdeling reke
ning is gehouden met het actieve verkoop- en woningbouwbeleid, dat
de afgelopen jaren is gevoerd. Het lijkt erop, dat wat toen extra is
verkregen, nu in mindering wordt gebracht op de toewijzing. Wij zul
len, zo spoedig mogelijk na vaststelling van het beleidsplan, dan
ook overleg gaan voeren met de provinciale commissie. Voorlopig gaan
wij ervan uit, dat het overleg zal leiden tot een bijstelling van
het provinciale beleid. Wel zal het woningbouwprogramma 1988, zoals
vermeld in het beleidsplan, aangepast moeten worden op de huidige
toewijzing.
Het woningbouwprogramma voor het jaar 1988 zoals vermeld in het be
leidsplan is gebaseerd op een woningcontingent van 25 stuks in de
sociale huursector en 24 stuks in de koopsector. De werkelijke toe
wijzing is 16 stuks sociale huursector, 11 stuks premiekoop (premie
A) en 6 stuks vrije sector (premie C). Totaal derhalve 33 stuks.
0024V 20