-2- 3Beoordeling burgemeester en wethouders. Wij zijn bij de beoordeling van het verzoek niet tot een eenslui dend standpunt gekomen. Derhalve stellen wij u in kennis van zowel het meerderheidsstandpunt als het minderheidsstandpunt. a. Meerderheidsstandpunt Wij beschouwen het voorgaande verzoek als een aanvraag om een vrijstelling op grond van artikel 19 W.R.O. Normaal gesproken gaan dergelijke verzoeken vergezeld van een concrete bouwaanvraag. Nu wordt echter gevraagd voor een samenhangend gebiedje een nieuw planologisch regiem vast te stellen, zonder dat er sprake is van concrete bouwplannen. Wij achten een dergelijke herbezinning slechts wenselijk in het kader van een (meeromvattende) bestemmingsplanherziening. Wij zien geen aanleiding daar nu al op vooruit te lopen. Indien de plannen van aanvrager concreter gestalte krijgen is er aanleiding om alsnog te bezien of er (met artikel 19) aan meegewerkt kan worden. De zekerheid van de voortzetting van het recreatieve gebruik is de aanvrager al gegeven middels een recreatievergunning. Wat dit aspect betreft behoeft er dus geen onzekerheid te bestaan en hoeft er ook geen planaanpassing plaats te vinden. Indien een (permanente) woonbestemming zou worden gegeven zou het bestaande recreatieve gebruik nog evenzeer van de bestemming afwijken. Het meewerken aan de nog zeer onzekere plannen van de aanvrager middels een positieve bestemming woondoeleinden zou betekenen dat beleidsmatig accoord wordt gegaan met een woonbestemming op die plek. Dit betekent dat aanvrager te zijner tijd rechten kan doen gelden op een aansluiting op openbare voorzieningen die daar op dit moment niet of onvoldoende aanwezig zijn. Aangezien het (bouw)perceel in eigendom is bij aanvrager en er geen mogelijkheid bestaat om bijvoorbeeld via een exploitatieverordening enige bijdrage in de kosten te verhalen betekent dit dat de gemeente zowel de kosten van een partiële herziening van het plan als de kosten van de openbare voorzieningen krijgt te dragen. Hier staan geen inkomsten tegenover. De meerderheid van ons college is dan ook van mening dat aan het verzoek van de aanvrager geen medewerking verleend behoeft te worden omdat: het recreatieve gebruik van de woonark afdoende is geregeld middels de recreatievergunning; dat er geen aanleiding is om op dit moment een partiële wijziging van het bestemmingsplan voor te bereiden. - dat wanneer er sprake is van concrete plannen, net als bij de aanvraag van de heer Van Berkum, kan worden bekeken of en hoe medewerking zal worden verleend. 0053V 13

Historisch Centrum Leeuwarden

Boarnsterhim vergaderstukken gemeenteraad | 1989 | | pagina 78