- 3 - In de achter ons liggende tijd is meer dan eens gesproken over het eigen karakter van onze gemeente en de wijze waarop het gemeente bestuur met dat eigen karakter omspringt. De kwesties van de friese plaatsnamen en een fries taalbeleid vormen een punt van discussie in en buiten deze gemeente. Vurige pleitbezorgers staan tegenover felle tegenstanders. Daarbij is het mij in de hoorzittingen over de aard en mate van een fries taalbeleid gebleken dat voor- en tegenstanders het er wel over eens zijn dat er een eigen friese cultuur is en dat die in beginsel moet worden gehandhaafd. De discussie spitst zich veeleer toe op de vraag op welke wijze dat moet gebeuren. De tegen standers van een taalbeleid vrezen voor een isolement ten opzichte van de gemeentelijke overheid. Dat argument moet serieus worden beoordeeld. Het gemeentebestuur heeft immers de opdracht de belangen van alle inwoners te behartigen. Het zou wonderlijk zijn wanneer dat feitelijk onmogelijk wordt gemaakt door een taalbarrière. Anderzijds mag men van degenen die de friese taal niet beheersen verwachten dat ook van hun kant enige moeite wordt gedaan zich de taal eigen te maken van het gebied waar men woont en daarmee ook zelf een bijdrage levert aan de instandhouding van de eigen cultuur waarvan men zegt in principe een voorstander te zijn. Ik hoop dat het college binnen afzienbare tijd uw raad een voorstel op dit punt kan voorleggen. De tegenstanders van de friese plaats namen zijn eveneens bevreesd voor een isolement omdat zij voor mensen van buiten de gemeente niet meer vindbaar en dus onbereikbaar worden. Dat argument acht ik van meer praktische aard al sluit ik niet uit dat zij voortkomen uit meer principiële overwegingen. Een zeer invloedrijke tegenstander, de P.T.T. heeft zich daarbij op het standpunt gesteld niet te willen meewerken in het bijzonder vanwege het ontbreken van een maatschappelijk draagvlak voor de genomen besluiten van Tytsjerksteradiel en van onze gemeente. In het kort geding dat in december heeft gediend heeft de president van de rechtbank in Den Haag of zo u wilt s-Gravenhage - de P.T.T. erkent beide namen - deze stellingsname gehonoreerd. Ik heb daarover mijn teleurstelling uitgesproken en ik wil dat ook hier nog eens doen. Die teleurstelling wordt uiteraard ingegeven door de afloop van het geding maar stoelt in feite op de overweging dat een overheidsbedrijf besluiten van mede-overheden die algemeen geldend zijn en rechtmatig genomen op hun doelmatigheid toetst. Dat is mijns inziens niet een taak van de P.T.T. maar van de Kroon. En dat de rechter daarin meegaat acht ik strijdig met ons staatsrecht. Ik ben van mening dat de rechter, bij alle onafhankelijkheden die de wet hem toekent rechterlijk ambtenaar is. Hij is orgaan van het staatsrechtelijk stelsel of politiek systeem zoals wij dat in Neder land kennen. Aan dat stelsel ontleent hij zijn gezag en derhalve zal hij de wetten en voorschriften voortkomend uit dat stelsel als recht hebben te aanvaarden, te doen gelden en toe te passen. De rechter moet dewet uitvoeren en mag de rechtsgeldigheid daarvan niet toetsen aan het maatschappelijk draagvlak want daarmee begeeft hij zich buiten het stelsel. De rechter is rechterlijk ambtenaar, wetgevende en uitvoerende macht bij ons raad en college zal het belang van het begrip rechterlijk erkennen maar aan het substantief "ambtenaar" kan de rechter niet zomaar voorbijgaan. 0055V 15

Historisch Centrum Leeuwarden

Boarnsterhim vergaderstukken gemeenteraad | 1989 | | pagina 6