GEMEENTE BOARNSTERHIM
19. Voorstel tot het nemen van een
voorbereidingsbesluit als bedoeld
in artikel 21 van de Wet op de
Ruimtelijke Ordening ten behoeve
van de bouw van een agrarische
bedrijfswoning te Reduzum.
Aan de gemeenteraad.
Grou, 1 september 1989.
Bij ons is het verzoek binnengekomen van de heer O.T. de Jong,
Tsienzerbuorren 14 te Reduzum terzake van de bouw van een tweede
agrarische bedrijfswoning op voornoemd adres.
Op dit perceel wordt een veehouderijbedrijf uitgeoefend door de zoon
van de heer De Jong. De heer De Jong sr. heeft zich toegelegd op de
productie van zogenaamde "boerenyoghurt".
Deze activiteit heeft zich ontwikkeld tot een omvang welke de heer
De Jong in staat stelt hieruit een volledig inkomen te verwerven.
In zijn algemeenheid staan wij sceptisch tegenover aanvragen om een
vergunning voor tweede agrarische bedrijfswoningen. Het gevaar van
een toename van de burgerbewoning en daarmee van dichtslibbing van
het buitengebied, ligt daarbij in veel gevallen op de loer.
De agrarische stand is de laatste die is gediend met de verdere
versnippering van het buitengebied, die hiervan het gevolg kan zijn.
Wij achten het daarom van belang, dat bij de aanvraag om een tweede
bedrijfswoning, de noodzaak daartoe uitdrukkelijk wordt aangetoond.
Ook de heer De Jong is daarom gevraagd zijn verzoek te onderbouwen
en tevens is de Directeur Landbouw, Natuur en Openluchtrecreatie om
een advies gevraagd. Het advies van de Directeur luidde negatief.
Geconstateerd werd dat de yoghurtproductie slechts een halve arbeids
kracht vergde. Vermeerderd met de volledige arbeidskracht ten
behoeve van het veehouderijbedrijf resulteert dit in 1,5
arbeidskracht. Hierin werd door de Directeur L.N.O. onvoldoende
aanleiding gevonden om positief te adviseren.
De heer De Jong kwam met een aantal argumenten ter onderbouwing van
zijn verzoek. Om te beginnen is het fenomeen "yoghurtboer" nieuw. Er
zijn nog maar weinig gegevens in voorraad om objectief de bedrijfs
omvang vast te stellen, die benodigd is om een gezin voldoende
inkomen te verschaffen. Wel bestaan er gegevens van zuivelfabrieken;
deze hebben echter een volstrekt ander productieproces en zijn
daarom niet vergelijkbaar met de yoghurtboer. De heer De Jong voert
aan dat hij en zijn vrouw een bestaan kunnen vinden in de productie
en verkoop van de boerenyoghurt. Hij is dus van oordeel dat er een
volledige arbeidskracht c.g. een huishouden werk en inkomen kan
vinden in de yoghurtproductie. Verder wijst de heer De Jong er op
dat het productieproces gespreide aandacht vraagt over een langere
periode dan acht uur per dag. Hij sluit daarmee de mogelijkheid uit
dat hij elders gaat wonen, terwijl zijn yoghurtbedrijf gevestigd
blijft op het perceel van zijn zoon.
0067V