-5-
Uit het aan Schoustra toegezonden taxatierapport blijken de oppervlakten
van de percelen nummer 44 en 45 te zijn verwisseld. Naar de mening van
Schoustra betekent dit dat er nog minder land bij de gebouwen blijft.
Dit bezwaar heeft geen betrekking op de inhoud van het ontwerp-bestem
mingsplan. Overigens is de opmerking van Schoustra betreffende de
verwisseling van de oppervlakten juist. Deze verwisseling is evenwel niet
van invloed op de oppervlakte aan te kopen grond.
Voor verbreding van de sloot wordt een strook grond van perceel 45
afgesneden
De verbreding van de sloot zal niet ten koste gaan van perceel nummer 45.
De verbreding van de sloot kan namelijk eenzijdig, aan de wegzijde,
plaatsvinden.
Op grond van artikel 4 van de voorschriften (grondenaangewezen ex
artikel 13, lid 1 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening) kan een
versnelde onteigeningsprocedure worden toegepastSchoustra ziet hier de
noodzaak niet van in, ook al omdat dit voor de betrokkenen nadelige
gevolgen kan hebben doordat de te volgen procedures worden bemoeilijkt
Teneinde de verkeersproblematiek in de kom van Jirnsum zo snel mogelijk
op te lossen en ter veiligstelling van de financiële middelen, wil de
gemeente zo spoedig mogelijk de realisering van de westelijke randweg ter
hand nemen. De gemeente maakt hierbij gebruik van de mogelijkheden die
door de Wet op de Ruimtelijke Ordening en de Onteigeningswet worden
geboden. De door beide wetten voorgeschreven procedures bieden voldoende
waarborgen voor een goede afweging van belangen.
3. R. Slof.
5CAJLanghout en
14H. Rozema
Samengevat luiden de bezwaren van Slof, Langhout en Rozema als volgt:
Het gemeentelijke beleid is er al sinds 1978 op gericht om een oostelijke
randweg te realiseren. Het besluit om desondanks toch een westelijke
randweg aan te leggen acht men in strijd met het rechtszekerheidsbegin
sel
In het raadsbesluit van 14 februari 1989, het bijbehorende raadsvoorstel
en de Reactienota Verkeersproblematiek Irnsum is uitgebreid weergegeven
waarom de door de voormalige gemeenten Rauwerderhem, Utingeradeel en
Idaarderadeel eind 1983 aangenomen raadsvoorstellen niet uitgevoerd
kunnen worden. Begin 1987 werd geconstateerd dat het vastgestelde beleid
niet op korte termijn gerealiseerd kon worden. Zoals door Slof, Langhout
en Rozema vormt het gebrek aan financiële middelen hiervoor de reden. De
procedures welke het onderhavige bestemmingsplan omgeven zijn de
waarborgen voor een voldoende rechtszekerheid.