W GEMEENTE BOARNSTERHIM 16. Voorstel tot het ongegrond ver klaren van een bezwaarschrift in gevolge de Wet A.R.O.B. van Jonker Schepen B.V. te Warten tegen het raadsbesluit van 27 juni 1989 om geen vrijstelling te verlenen voor de uitoefening van een horecabe drijf in zijn bedrijfsgebouw Mids- buorren 20 te Warten. Aan de gemeenteraad. Grou, 30 maart 1990. Op 27 juni 1989 besloot uw raad om niet mee te werken aan het verzoek om vrijstelling van Jonker Schepen B.V., waarmee werd beoogd het bedrijfsgebouw Midsbuorren 20 te Warten (mede) te benutten voor horecadoeleinden. In het betreffende gebouw is thans een handels- en verkoopbemiddelingsbedrijf voor pleziervaartuigen gevestigd. De medewerking werd geweigerd vanwege de verkeerssituatie ter plekke en de onwenselijkheid van een horecabedrijf op een industrieterrein, mede in verband met de precedentwerking die uitgaat van een zodanige ontwikkeling. De heer M. Jansma diende namens Jonker Schepen tegen deze beslissing een bezwaarschrift ingevolge de Wet A.R.O.B. in op 31 juli 1989. Dit bezwaarschrift werd voorgelegd aan de commissie beroep- en bezwaar schriften uit uw raad, welke de bezwaarde hoorde tijdens de zitting van 18 oktober 1989. Appellant vraagt zich in zijn bezwaarschrift af waarom de geplande locatie om verkeerstechnische redenen verre van ideaal is. In het raadsvoorstel wordt dit verkeersaspect wel genoemd, doch niet gemotiveerd. De commissie adviseert dit aspect nader te onderbouwen, overeenkomstig het daaromtrent gestelde in het ambtelijk advies van 30 mei 1989. Dit luidt als volgt: "De ontsluiting van het bedrijf Jonker vindt plaats op de weg Garyp- Leeuwarden. Dit is een relatief drukke weg waar vrij hoge snelheden worden bereikt. Het bedrijf Jonker is gelegen even voorbij de flauwe bocht, die deze weg ter hoogte van Warten maakt. Bij een ontwikkeling als door Jonker beoogd, zou in de avond- en nachtelijke uren, in een relatief kort tijdsbestek (na de sluiting van de zaal), een groot aantal voertuigen deze weg moeten oprijden. Daarbij moet ook eerst nog het langs de weg lopende fietspad (ook bromfietsverkeer) worden overgestoken. Dit alles moet uit verkeers- veiligheidsoverwegingen zeer ongewenst worden geacht." De commissie verzoekt de raad deze motivatie alsnog aan appellant kenbaar te maken. De commissie komt voor het overige tot de conclusie dat er in het onderhavige geval geen argumenten voor handen zijn om aan het vrij- stellingsverzoek van appellant medewerking te verlenen en adviseert uw raad om het bezwaarschrift ongegrond te verklaren. 0086V 28

Historisch Centrum Leeuwarden

Boarnsterhim vergaderstukken gemeenteraad | 1990 | | pagina 50