Bijlage.
Formulieren behorende bij Lozingsverordening rioleringen
van 1992.
LOZINGSVERORDERING RIOLERING artikel 2/3
Onder voor de riolering of de daarop aangeslotenen gevaar, schade of hinder ople
verende stoffen worden in ieder geval verstaan:
- stoffen met een temperatuur van meer dan 30° Celsius;
- waterige oplossingen met een pH lager dan 6,5 of hoger dan 10, alsmede zuren en
basen die niet in water zijn opgelost;
- stoffen met een sulfaatgehalte van meer dan 300 mg per liter;
- stoffen die verstopping of beschadiging van de riolering of van daaraan verbonden
installaties kunnen veroorzaken;
- oliën, vetten en andere niet met water mengbare vloeistoffen en emulsies;
- stoffen die brand- of explosiegevaar kunnen veroorzaken;
- stoffen die stankoverlast kunnen veroorzaken
Onder afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke stoffen worden in ieder
geval verstaan:
- stoffen, waarvan de vervuilingswaarde, uitgedrukt in inwonerequivalenten, meer
bedraagt dan 100, berekend volgens bijlage I, onder 0, sub I, van het Uitvoeringsbe
sluit verontreiniging rijkswateren;
- afvalwater, koelwater daaronder begrepen, in gemiddelde hoeveelheden van meer
dan 25 m3 per etmaal, tenzij dit afvalwater uitsluitend is samengesteld uit stoffen
welke ook in het kader van het normale gebruik dat van een voor bewoning bestemd
gebouw pleegt te worden gemaakt worden geloosd;
- de volgende stoffen, voor zover deze stoffen in de uitoefening van het beroep of
bedrijf aan het afvalwater dat op de riolering wordt geloosd, zijn toegevoegd:
organische halogeenverbindingen en stoffen waaruit in water dergelijke verbindin
gen kunnen ontstaan;
organische siliciumverbindingen die toxisch of persistent zijn en stoffen waaruit
dergelijke verbindingen in het water kunnen ontstaan, met uitzondering van die
welke biologisch onschadelijk zijn of die in water snel worden omgezet in onschade
lijke stoffen;
fenolen, mercaptanen en andere stoffen die reeds in zeer geringe concentraties
reuk- of smaakbezwaar opleveren;
persistente minerale oliën en uit aardolie bereide persistente koolwaterstoffen;
antimoon, arsenicum, barium, beryllium, borium, cadmium, chroom, cobalt koper,
kwikzilver, lood. molybdeen, nikkel, selenium, tin. titanium, thallium, telluvium, ura
nium, vanadium, zilver, zink en verbindingen van deze elementen;
cyaanwaterstofzuur, fluorwaterstofzuur, alsmede de van deze zuren afgeleide zou
ten;
elementair fosfor en organische fosforverbindingen;
stoffen die kankerverwekkend zijn en stoffen waarvan in redelijkheid verwacht mag
worden dat zij kankerverwekkende eigenschappen hebben;
biociden voor zover deze niet reeds onder de hiervoor genoemde stoffen vallen;
persistente door de mens gesynthetiseerde verbindingen, voor zover niet reeds
onder voorgaande genoemd;
stoffen die ongunstig inwerken op de zuurstofbalans, met name amoniak. nitrieten.