nr 2 2
De raad van de gemeente Boarnsterhim
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 1ö september 199;
overwegende
dat het in verband met het tegengaan en het voorkomen van
verontreiniging van oppervlaktewateren krachtens artikel 1
omrviÜ?' j?nCt° h6t 6erSte Ud' Van de Wet verontreiniging
ppervlaktewateren verboden is zonder vergunning met behulp
van de gemeentelijke riolering afvalstoffen, verontreinigende
f schadelijke stoffen in oppervlaktewateren te brengen,
tenzij de voorschriften die zijn gesteld door de beheerder van
het oppervlaktewater dan wel de beheerder van een
rioolwaterzuiveringsinstallatie of enig ander werk, waarop de
riolering is aangesloten, worden nageleefd, welke uitzondering
overigens weer niet geldt voor bij AMvB aangewezen soorten van
inrichtingen en stoffen;
dat het, ten einde de naleving van deze aan de gemeente
gesteide voorschriften te kunnen verzekeren, wenselijk is ook
met het oog daarop regels te stellen;
dat het voorts ter bescherming van de riolering en de goede
werking daarvan, van de belangen van derden tegen nadelen
welke hieruit kunnen voortvloeien, alsmede ter bescherming van
e kwaliteit van het rioolslib, wenselijk is regels te stellen
omtrent het lozen van afvalwater op de gemeentelijke
riolering;
gelet op artikel 168 van de gemeentewet en mede in beschouwing
genomen de Wet verontreiniging oppervlaktewateren;
besluit:
vast te stellen de volgende