- 9 - Gelet op de economische ontwikkelingen dient met een verder productieverlies rekening gehouden te worden. Niet ontkend kan tevens worden dat de economische effecten van een verde re daling van dat productievolume van relatief grote in vloed is op de provinciale economie. De werkgelegenheid die deze sector biedt draagt bij aan de instandhouding van de relatie tussen wonen en werken en daarmee aan de leefbaar heid van het platteland. Uitgangspunt dient dan ook te zijn- deze negatieve sociaal-economische effecten te voorkomen. Dit kan door bij de planuitwerking en de realisering deze effecten als belangrijke factor mee te laten wegen. In de Blauwe Zone is dit dan ook als een van de doelstellingen verwoord. Belangrijk is in dat kader gebruik te maken van de mogelijk heid dat elders in het gebied van of direct grenzend aan de regio door een optimalisering van de productie-omstandighe den, of door gebruik te maken van een onderbenutting van de landbouwgrond, verplaatsing van het productievolume moge lijk is. Binnen de nog te formuleren beleidsinstrumenten moeten aan deze mogelijkheden ruime aandacht worden geschon ken. Daarnaast zal de versterking van de recreatieve infrastruc tuur een positief sociaal-economisch effect hebben. Een af sluiting van natuurgebieden voor recreatief medegebruik werkt in deze improductief en wordt dan ook afgewezen. In dien beide instrumenten, behoud produktievolume en verster king toeristisch-recreatieve infrastructuur, in voldoende mate worden benut, is het mogelijk dat voldaan wordt aan ons uitgangspunt dat ontwikkelingen geen negatieve sociaal- economische gevolgen mogen hebben. Samengevat kan in de reactie worden opgenomen: Voor de economische structuur van de provincie zijn het pro ductievolume van met name de veehouderij en de toeristisch- recreatieve infrastructuur belangrijke wegingsfactoren bij de planuitwerking op locaal en regionaal niveau. Bij de beoordeling op Rijksniveau zal er beleidsruimte moeten zijn voor een regionale verplaatsing van dat volume en een verde re ontwikkeling van de toeristisch-recreatieve infrastruc tuur. 4.5 Gronddruk. Uit informatie die wij hebben gekregen van het landbouw schap is ons gebleken dat een constatering in het Structuur schema over het grondgebruik en de gronddruk niet juist (meer) is. Uit een recente studie is het landbouwschap ge bleken dat de grondbehoefte in het veenweidegebied boven de lijn Grou-Drachten nagenoeg overeenkomt met het huidige landbouwareaal. In het Structuurschema wordt op bladzijde 2 79 vermeld dat de gronddruk relatief laag is. Het ontwerp Structuurschema dient dus tekstueel te worden aangepast. STRUCTSC.HEM/RAAD/9

Historisch Centrum Leeuwarden

Boarnsterhim vergaderstukken gemeenteraad | 1993 | | pagina 18