- 2 -
Hierbij merken wij nog op dat deze verordening is gebaseerd op het
het model van de V.N.G. In dit model zijn een aantal alternatieven
aangegeven. In de Bouwverordening 1992 is steeds gekozen voor het
alternatief dat het beste aansluit bij de omstandigheden van de ge
meente Boamsterhim. Naar aanleiding van opmerkingen van leden van de
vierde afdeling van uw raad hebben wij de in de verordening voorkomen
de vergunningaanvragen en de melding aangevuld in die zin dat de gege
vens, naast in het Nederlands, ook in het Fries kunnen worden gesteld.
Tegelijkertijd met de vaststelling van de Bouwverordening 1992 moeten
een aantal bepalingen van de Brandbeveiligingsverordening, vastge
steld op 21 februari 1984, en alle daarin aangebrachte wijzigingen,
voor zover deze Brandbeveiligingsverordening eisen aan het brandvei
lig gebruik van bouwwerken stelt, vervallen. Deze eisen worden nu
geregeld in de Bouwverordening 1992.
De "oude" Model Bouwverordening 1965 (MBV 1965) wordt niet ingetrok
ken. Dit heeft geen nadelige consequenties voor de werkingssfeer van
de Bouwverordening 1992. Immers de nieuwe wet gaat vóór de oude wet.
Daarnaast is het zo dat door de inwerkingtreding van de Woningwet en
het Bouwbesluit op 1 oktober 1992 automatisch een groot aantal bepa
lingen in de MBV 1965 van rechtswege zijn vervallen.
Het betreft hier de artikelen 14, 28, 62 tot en met R135, 137 tot en
met 237, 238 en 239 voorzover niet betreffende de buitenriolering,
241 tot en met 248 inclusief bijlage F voorzover niet betreffende de
buitenriolering, 249 tot en met 257, 258a tot en met 261, 263 tot en
met 270, 271 voorzover ten aanzien van beschermde monumenten niet
betreffende de micro-planologie, 272 tot en met 286b, 307 voorzover
niet betreffend de aansluiting op gas, water, elektra en riolering,
307a tot en met 310.
Gelet op de regel: de nieuwe wet gaat vóór de oude en gelet op het
van rechtswege vervallen zijn van een groot aantal artikelen kan de
vraag worden gesteld waarom nu niet de MBV 1965 intrekken.
Aan dit niet-intrekken ligt het volgende ten grondslag. In de MBV
1965 is het befaamde artikel 352 opgenomen. Dit artikel is belangrijk
ten aanzien van het volgende.
Plannen die op basis van de Woningwet 1901 tot stand zijn gekomen en
ingevolge de Overgangswet ROV worden geacht bestemmingsplannen in de
zin van de Wet op de Ruimtelijke Ordening te zijn, beschikken in de
regel niet over voorschriften omtrent het ander gebruik van grond dan
het bouwen en het gebruik van opstallen. In de huidige bestemmings
plannen, dus na 1965, zijn wel gebruiksvoorschriften opgenomen en
zijn het instrument voor handhaving bij ander gebruik. In onze gemeen
te zijn nog een aantal plannen van kracht die gebaseerd zijn op de
woningwet 1901 en dus geen gebruiksvoorschriften kennen.
Ten aanzien van deze plannen, waarvan het ontwerp voor 1 augustus
1965 ter inzage lag en die niet zijn herzien c.q. aangepast aan de
Wet op de Ruimtelijkke Ordening, kan tot nu toe een beroep worden
gedaan op artikel 352 MBV 1965. Dit artikel is bedoeld als overgangs
bepaling en het biedt bescherming aan de nog niet aan de Wet op de
Ruimtelijke Ordening aangepaste plannen en kan daarnaast waarde heb
ben in gebieden waarvoor nog geen plan is vastgesteld, de zogenaamde
witte vlekken. Artikel 352 is met andere woorden het gebruiksvoor
schrift voor de oude plannen gebaseerd op de Woningwet 1901.
De V.N.G. stelde voor dit artikel als artikel 7.3.1. op te nemen in
de Bouwverordening 1992. Onlangs is echter gebleken dat de
A.R.O.B.-rechter dit artikel onverbindend acht. Dit heeft dan als
nadelig gevolg, ondanks dat in dit geval ook de MBV 1965 niet was
ingetrokken, dat toch het artikel 352 zijn werking had verloren.
RAVOORBOUR02