Het door reclamant naar voren gebrachte aanzienlijk financieel ver
lies en nadeel, ten gevolge van de bepalingen van het overgangsrecht
en de invloed daarvan op de bedrijfsvoering, komt door bovenstaande
dan ook in een ander daglicht te staan.
Met de heer Reidinga zijn gesprekken gaande inzake een mogelijke ver
plaatsing van zijn bedrijf naar elders. De nieuwe vestigingslokatie
dient, in verband met de aanvoer van grint en zand per schip, aan het
water te liggen. Het spreekt voor zich dat binnen de bestaande plano
logische mogelijkheden de gemeente een actieve rol zal gaan spelen
bij een eventuele verplaatsing van het bedrijf.
Gelet op bovenstaande achten wij het bezwaar dat gericht is tegen de
bestemming "wonen, water en oeverstroken" ongegrond.
Reclamant brengt naar voren dat in het ontwerp-bestemmingsplan niet
staat aangegeven op welke wijze de gemeente denkt de gronden van het
bedrijf te kunnen verwerven en de financiële consequenties daarvan.
Een paragraaf hierover zou in de toelichting opgenomen kunnen worden
middels een ambtshalve wijziging van de toelichting.
In het Besluit op de ruimtelijke ordening staat vermeld dat een be
stemmingsplan bestaat uit de voorschriften en de plankaarten)Een
bestemmingsplan gaat vergezeld van een toelichting. Een toelichting
maakt echter geen deel van het plan. Er kan dus ook geen rechtstreeks
voor de burgers bindende werking aan worden ontleend. Dit houdt in
dat tegen de toelichting ook geen bezwaren kunnen worden ingebracht.
Wij achten het bezwaar hieromtrent dan ook ongegrond.
Het bezwaarschrift van de heer A.R. de Schiffart.
Reclamant heeft de volgende bezwaren tegen het ontwerp-bestemmings
plan:
a. op grond van artikel 4, lid 3, is er geen ruimte voor een toilet
gebouw
b. de plaats van gebouwen moet zo worden gekozen dat een goede en
economische bedrijfsvoering mogelijk is en kan dus niet worden
bepaald door buitenstaanders (artikel 4, lid 4);
c. de totale oppervlakte van de nieuwbouw moet minimaal 1000 m2
bedragen;
d. de winterstalling van de eigen schepen moet mogelijk zijn.
Ad a.
Op grond van artikel 4, lid 3, sub a onder 3, mogen buiten het bebou-
wingsvlak bij recht twee gebouwen worden opgericht met een maximum
inhoud van 50 m3Dit is naar onze mening voldoende voor het realise
ren van een toiletvoorziening.
Wij achten dit bezwaar ongegrond.
Ad b.
In artikel 4, lid 4, is bepaald dat burgemeester en wethouders nadere
eisen kunnen stellen aan de plaats van gebouwen. Bij het eventueel
stellen van nadere eisen zal zeker rekening worden gehouden met de
situeringseisen vanuit de bedrijfsvoering. Andere aspecten spelen
echter ook een rol zoals de ontsluiting van het achterliggende ge
bied.
RAV00R.RW/R0/2