Deze aangepaste directiestructuur ging uit van een kemdirectie van 2
personen, een sectordirectie van 4 personen en een locatiemanagement
waarvoor maximaal 13 (deeltijd) functies beschikbaar zijn.
Met deze directiestructuur is door de medezeggenschapsraden (met uit
zondering van de MZR van de SBO die toen niet heeft gereageerd) inge-
s temd
44 Personeel en Rechtspositie.
In het eerste fusierapport wordt geconcludeerd dat naar verwachting
de beschikbare formatie voor OSG SEVENWOLDEN voldoende is voor het
handhaven van het werkgelegenheidsniveau.
Een ander belangrijk item is de te kiezen afvloeiingssystematiek.
Veel zaken hieromtrent zijn vastgelegd in de rechtspositionele rege
lingen, maar voor het reguliere personeel moeten de afvloeiingsrege
lingen op elkaar worden afgestemd. Daarnaast moet ervoor worden ge
zorgd dat er overgangsregelingen -de zogenaamde protocollen- voor de
zittende personeelsleden worden vastgelegd.
Dit moet gebeuren voor het onderwijzend personeel, het onderwijsonder
steunend personeel en de directie. Voorstellen hiervoor zijn opgeno
men in het fusierapport.
4.5 De Nevenvestigingen.
Op basis van de nadere interpretatie van de intentieverklaring is
onderzocht of de nevenvestigingen betaalbaar zijn.
De uitkomsten hiervan zijn dusdanig dat kan worden geconcludeerd dat
de nevenvestigingen zowel voor wat betreft de benodigde formatie als
ook gelet op de exploitatie, betaalbaar zijn.
Naast het betaalbaarheidscriterium is aangaande de nevenvestigingen
nog fors gesproken over de "instroom" van brugklassers in Grou.
Toen destijds de Openbare Scholen Gemeenschap "Mid-Fryslan" is ont
staan kende deze school als hoofdvestiging de locatie Akkrum en als
dislocatie de school in Grou. Instroom op dislocaties is formeel niet
toegestaan. Bij wijze van uitzondering heeft het ministerie van 0. en
W. goed gevonden dat in het eerste jaar na de fusie de instroom in
Grou werd gehandhaafd. In overleg met de rijksinspectie is ook in de
jaren daarna deze instroom gehandhaafd. Bij behandeling van de huis-
vestingsaanvragen in het kader van de fusie werd echter duidelijk dat
hier geen sprake was van een bewuste gedoog-situatie van de zijde van
het ministerie van Onderwijs en Wetenschappen.
Daarop is met het ministerie intensief onderhandeld.
Dit had tot resultaat dat eind 1992 mondeling werd toegezegd door het
ministerie dat zij ermee akkoord ging dat uiterlijk tot 1 augustus
1997 de instroom in Grou zou kunnen worden gehandhaafd. Gedurende
deze periode zouden de locaties in Akkrum en Grou worden gezien als
dislocaties met instroom.
Na 1 augustus 1997 zou dan Akkrum of Grou formeel nevenvestiging wor
den met instroom. De dislocatie zou dan alleen nog kunnen worden ge
handhaafd indien er een tekort zou zijn aan beschikbare leslokalen.
Dit was een zwaar bevochten compromis.
In het bestuurlijk overleg is er toen voor gekozen om na 1 augustus
1997 te kiezen voor Akkrum als nevenvestiging en dus zou Grou disloca
tie worden.
EHVRTUSI.E/RAAD/4