- 3 -
5. Het aantal kubieke meters afvalwater wordt gesteld op het aantal
kubieke meters water dat in de laatste aan het begin van het
belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het eigendom is
toegevoerd of is opgepompt. Ingeval de verbruiksperiode niet
gelijk is aan een periode van twaalf maanden, wordt de hoeveel
heid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die
herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor een
volle maand gerekend.
Tarieven.
Artikel 5.
1. Het recht als bedoeld in artikel 2, eerste lid,
onderdeel a, bedraagt per perceel f 91,00
2. Het recht als bedoeld in artikel 2, eerste lid,
onderdeel b, bedraagt per perceel f 71,50
3. Het recht als bedoeld in artikel 2, eerste lid,
onderdeel c, bedraagt per bedrijfspand f 91,00
4. Het recht als bedoeld in artikel 2, eerste lid,
onderdeel d, bedraagt:
a. bij een waterverbruik van meer dan lm3, doch
minder dan 500 m3 f 71,50
a. bij een waterverbruik van meer dan 500 m3, doch
minder dan 1.000 m3; f 161,00
b. bij een waterverbruik van meer dan 1.000 m3, doch
minder dan 1.500 m3 f 323,00
c. bij een waterverbruik van meer dan 1.500 m3, doch
minder dan 2.000 m3 f 484,00
d. bij een waterverbruik van meer dan 2.000 m3 f 645,00
Belastingjaar.
Artikel 6.
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
Wijze van heffing.
Artikel 7.
De rechten worden geheven bij wege van aanslag.
Ontstaan van de belastingschuld en bepalingen omtrent aanvang en ein
de van de belastingplicht in de loop van het tijdvak.
Artikel 8.
1. De rechten als bedoeld in artikel 2, eerste lid, zijn verschul
digd bij de aanvang van het belastingjaar of, zo dit later is,
bij de aanvang van de belastingplicht.
RV0.171/VOJ