- 5 -
Een voldoende niveau van werkgelegenheid en inkomen stelt haar
burgers in staat zich zodanig te ontplooien dat de maatschappe
lijke ontwikkeling op het terrein van welzijn, milieu en eigen
cultuur zelf vorm en inhoud kan worden gegeven.
Na het beschrijven van de verantwoordelijkheden en bevoegdheden
van de overheden en het weergeven van de toetsingscriteria van
de bestuurlijke organisatie vanuit economisch oogpunt zijn de
bestuurlijke knelpunten geanaliseerd. Tenslotte zijn aanbevelin
gen en oplossingen op het beleidsterrein van economische zaken
aangedragen
Uitspraken.
2.1 Voordat er besluiten over majeure sociaal-economische ont
wikkelingen worden genomen, organiseert de provincie ruim
van tevoren een brede maatschappelijke discussie over de
richting daarvan. Daarbij wordt gestreefd naar het sluiten
van een maatschappelijk contract met bedrijfsleven, organi
saties van natuur en milieu. Vanuit de gedachte van comple
mentariteit betrekt de provincie in een zo vroeg mogelijk
stadium de gemeenten bij de beleidsvorming met betrekking
tot het sociaal-economisch beleidsplan.
2.2 Om nieuwe bedrijvigheid optimaal te stimuleren zullen er
scherpere keuzes moeten worden gemaakt als het gaat om het
ondersteunen van de kansrijke ontwikkelingszones; daarbij
wordt gedacht aan Leeuwarder/Westergo-zone, Heeren-
veen/Joure en Drachten/Opsterland.
2.3 De besluitvormingsprocedure over concrete grote projecten
(5B en dergelijke) wordt door de provincie zodanig georgani
seerd dat gemeenten en andere betrokkenen niet overvallen
worden door onomkeerbare besluiten.
2.4 Het Centraal Punt Bedrijfsleven (KvK, NOM, provincie) dient
zich van meet af aan sterk te oriënteren op de gemeenten.
Gemeenten moeten in staat worden gesteld op contractbasis
gebruik te maken van de diensten van het Centraal punt ten
behoeve van hun eigen acquisitie en ontwikkelingsprogramma.
2.5 De promotionele activiteiten op het gebied van toerisme
dienen zodanig te worden gestructureerd dat de (sterke pun
ten in de) regionale identiteit van Friesland sterker wor
den uitgedragen en er een betere afstemming van de verschil
lende deelactiviteiten tot stand komt.
2.6 Het investeringsplafond voor het provinciale deel van de
Investerings Premie Regeling (IPR) dient te worden verhoogd.
2.7 Om de voorwaarden te scheppen voor een integraal platte
landsbeleid dient er een verdergaande decentralisatie van
de bevoegdheden op dat terrein plaats te vonden van rijk
naar provincie en gemeenten.
Conmentaar op de uitspraken.
In het algemeen kan worden gesteld dat de richtinggevende
uitspraken als een concretisering moeten worden gezien van
de algemene uitspraak dat voor het realiseren van de doel
stellingen op het economisch terrein absolute voorwaarde is
dat alle betrokkenen (overheid en maatschappelijke actoren)
in dezelfde richting werken. Daarvoor is nodig, aldus de
stuurgroep,dat de wederzijdse intenties worden neergelegd
in een aantal afspraken, uitmondend in gezamenlijke geformu
leerde doelstellingen (een "maatschappelijk contract").
Daarnaast is de wijze waarop de actoren met elkaar omgaan
(open en communicatief)zowel ten opzichte van elkaar als
ten opzichte van de burgers, van wezenlijk belang.
RDBVÏ8/RAAD/5