lijk niveau gestalte krijgt en provinciaal-professioneel door de
GGD wordt uitgevoerd.
Ten aanzien van de indicatiestelling reageert ons college posi
tief op de voorstellen om tot één loket te komen inzake de indi
catiestelling.
Gelet op het voorgaande adviseert ons college uw raad om:
met inachtneming van het gestelde in uw concept-reactie van
20 maart 1996, de taken ten aanzien van de collectieve pre
ventie volksgezondheid terug te nemen van de gemeenschappe
lijke regeling en de uitvoering van de taken te doen plaats
vinden door de nieuw te vormen GGD-Friesland;
zorg te dragen (samen met de zorgverzekeraars) voor de in
stelling van (een) onafhankelijke indicatiestelling(en)
VIII COMMUNICATIESTRUCTUUR.
Samengevat onderscheidt het rapport Fryslân Fernijt drie communi
catierelaties
a. gemeenten onderling;
b. gezamenlijke gemeenten richting de provincie;
c. de Friese overheden richting het rijk.
Ten aanzien van de communicatierelatie tussen gemeenten onder
ling en de gezamenlijke gemeenten en de provincie wordt voorge
steld deze te ordenen met een VFG nieuwe stijl.
De communicatierelatie tussen de regisseur (provincie) en de
spelers (gezamenlijke gemeenten) wordt vastgelegd in omgang
sbepalingen.
Op basis van een goed geordenende communicatierelatie tussen
gemeenten en provincie kan ook invulling gegeven worden aan de
communicatierelatie tussen het rijk en de Friese overheden.
De communicatie met de rijksoverheid kent thans verschillende
verschijningsvormen; met name de verschillende rijksinspecties
en de verschillende departementen maken in vele gevallen deze
communicatie er niet eenvoudiger op.
Met betrekking tot de relatie rijk - Friese overheden wordt voor
gesteld de coördinerende rol van de provincie vorm te geven.
In onze reactie van 6 oktober 1995, inzake het rapport van prof.
Elzinga over "Een communicatiestructuur tussen gemeenten en pro
vincie na opheffing van de openbare lichamen WGR", hebben wij de
Stuurgroep meegedeeld dat het geschetste eindbeeld inzake de
communicatiestructuur absoluut niet voldoet aan de in het pro
ject geciteerde doelstellingen van helderheid en duidelijkheid.
Uit het eindrapport "Fryslân Fernijt" blijkt dat meerdere gemeen
ten in hun reactie op bovengenoemd rapport "aarzelend" hebben
gereageerd.
Ons college acht thans geen termen aanwezig om tot een herzie
ning van ons gemeentelijk standpunt van 6 oktober 1995 te komen.
Wij blijven vraagtekens plaatsen bij de prominente rol die aan
de V.F.G. wordt toegekend.
Enerzijds achten wij het denkbaar dat de V.F.G. haar traditione
le rol behoudt als overlegplatform tussen gemeenten.
RDVRFÎ1/RAAD/13