- 5 -
de raad ingenomen standpunten van 11 april 1995 (reactie op notitie
"Tuskenspul"en 24 november 1995 (reactie inzake Rapport "Structuur op
maat voor Stadsgewest Leeuwarden).
In samenspraak met de gemeenten Litterensadiel, Menaldumadeel, Leeuwarde-
radeel en Tytsjerksteradiel (alle Stadsgewestgemeenten) heeft onze raad
het volgende standpunt ingenomen:
Met betrekking tot hoofdstuk 4 (Economische zaken) merken wij op dat
deze vrijwel geheel betrekking heeft op de positie van Leeuwarden als
hoofdstad. In beginsel onderschrijven wij dat ten aanzien van de economi
sche ontwikkeling van Leeuwarden een sterker sturende rol van de provin
cie gewenst c.q. noodzakelijk is. Tevens zijn wij met de Stuurgroep van
oordeel dat een beperkte herindeling van de gemeente Leeuwarden met Me
naldumadeel en Leeuwarderadeel de problemen van Leeuwarden niet oplost.
Mocht evenwel een herindeling nodig zijn - hetgeen wij overigens ten
zeerste betwijfelen - dan is de ARHI-procedure waartoe de provincie in
middels initiatieven heeft ontwikkeld, de geëigende procedure. Bij die
discussie zal het gehele stadsgewest worden betrokken. Het lijkt onze
raad het verstandigst deze discussie af te wachten alvorens een stand
punt in te nemen over het stadsgewest. Immers, wat er ook uit de bus
komt, enige vorm van samenwerking tussen buurgemeenten zal er moeten
blijven bestaan (Westergozone)"Men gooie geen oude schoenen weg voor
men nieuwe heeft".
Gelet op het voorgaande heeft onze raad besloten om ten aanzien van dit
taakonderdeel te reageren conform het (bovengenoemde) gezamenlijke stand
punt.
H. ZORG.
Ten aanzien van deze voorstellen heeft onze raad het volgende opgemerkt:
Formeel ligt het bestuurlijke primaat op het gebied van de collectieve
preventie bij de gemeentebesturen; dit veronderstelt een lokaal-bestuur
lijke aansturing die zich richt op het formuleren van doelstellingen,
het aangeven van randvoorwaarden en beleidsmatige kaders, het leggen van
prioriteiten etc.
In de praktijk wordt de beleidsontwikkeling op het gebied van de lokale
volksgezondheid "uitbesteed" aan de GGD.
Uiteraard is dit niet zo verwonderlijk omdat het terrein van de volksge
zondheid wordt gekenmerkt door een in velerlei specialismen vertakte
professionaliteit
De centrale vraag waarop volgens onze raad antwoord moet worden gegeven
is hoe de beleidsinhoudelijke betrokkenheid van de gemeenten op het ge
bied van de collectieve preventie kan worden vergroot, en hoe aan de GGD
als deskundigenorganisatie effectief bestuurlijk sturing kan worden gege
ven.
In de huidige gang van zaken is er de mogelijkheid van inbreng van de 15
regio-gemeenten via de commissie volksgezondheid waarin alle gemeenten
zijn vertegenwoordigd.
Bij het voorgestelde bestuur op afstand bestaat de mogelijkheid dat de
31 friese gemeenten "verder af komen te staan" zodat het begrip democra
tische waarde een lagere waarde verkrijgt.
In het eindrapport wordt tevens meegedeeld dat de fusiebesprekingen inza
ke één GGD-Friesland inmiddels in een ver gevorderd stadium zijn.
RDBRFF1/0/B0/DIJKH0FR/5