- 2 -
HOOFDSTUK 3.
AMBTELIJKE BIJSTAND.
Artikel 3.
Ambtelijke bijstand moet worden gevraagd aan de gemeentesecretaris,
die zorg draagt voor de verlening van de bijstand. Hij kan één of
meer ambtenaren aanwijzen, die de gevraagde bijstand verlenen.
Artikel 4.
Ambtelijke bijstand wordt verleend tenzij:
a. het raadslid niet aannemelijk heeft gemaakt, dat de bijstand
betrekking heeft op de werkzaamheden van de raad;
b. de taakuitoefeing van de betreffende functionarissen hierdoor
aanmerkijk zou worden belemmerd en de bijstand niet tot geringe
re, meer aanvaardbare proporties kan worden teruggebracht.
Artikel 5.
Wanneer de gemeentesecretaris van mening is, dat zich een geval voor
doet, waarin géén ambtelijke bijstand kan of behoort te worden ver
leend, legt hij het verzoek voor aan burgemeester en wethouders en
doet hij daarvan mededeling aan de aanvrager. Burgemeester en wethou
ders beslissen zo spoedig mogelijk.
HOOFDSTUK 4.
ALGEMENE BEPALINGEN.
Artikel 6.
1. Wanneer een raadslid niet (geheel) tevreden is over de verschaf
te informatie, advies of bijstand, kan hij, indien het betreft
door of namens de secretaris verleende informatie, advies of
bijstand, de zaak voorlegeen aan burgemeester en wethouders;
2. Indien het betreft informatie of advies verleend door een ander,
kan het raadslid zich tot de secretaris wenden, die de zaak ver
volgens met die ander bespreekt; mocht dit oveleg voor het raads
lid geen bevredigend resultaat hebben, dan legt de secetaris de
zaak voor aan burgemeester en wethouders.
Artikel 7.
De secretaris of de aangewezen ambtenaren geven van de door hen monde
linge of schriftelijk verstrekt informatie, advies of bijstand kennis
aan de betreffende portefuillehouder in het college van burgemeester
en wethouders.
Artikel 8.
Bij het vragen van informatie, advies of bijstand mag degene die deze
hulp verleent, niet tot geheimhouding verplicht worden.
RAADAB/0/B0/V0LBEDAL/2