- - In het kader van het belangenonderzoek hebben wij nagegaan wie ten aanzien van een bepaald object/complex als belanghebbenden moeten worden aangemerkt. Deze belanghebbenden is schriftelijk mededeling gedaan van de voorlopige selectie voor plaatsing op de lijst van rijksmonumenten. Betrokkenen is de mogelijkheid geboden om zich tijdens een hoorzitting nader te laten informeren over de selectie en de consequenties van de voorgenomen aanwijzing van het ob ject/complex. Tijdens deze hoorzitting is men tevens in de gelegen heid gesteld bezwaren naar voren te brengen. Genoemde hoorzitting is op 12 juni 1997 georganiseerd. Het verslag van deze zitting ligt ter inzage bij de stukken. In totaal hebben zich vijf bezwaarden gemeld, te weten: de heer D. Booi aangaande object nummer 4, ons college aangaande complex nummer 8, de heer J.S. Schilstra aangaande object nummer 11, de fami lie J. Kooistra aangaande object nummer 14 en de heer J. Veerman en mevrouw M. Groenwold aangaande complex nummer 17. Het bezwaar van de heer Booi richt zich tegen het voornemen het res tant van de Hollandse stal in het interieur van het bedrijfsgedeelte van de boerderij onder de beschermende werking van de Monumentenwet 1988 te brengen. Er is reeds circa 75% van de oorspronkelijk nog gave stal gesloopt en het ligt in de bedoeling binnenkort met het ver wijderen van het restant te beginnen. Het volledig bedrijfsgedeelte van de boerderij zal dienstbaar worden gemaakt aan de functie van opslag voor boten en caravans. Inspectie ter plaatse heeft uitgewezen dat er inderdaad van genoemde stal weinig over is. Wanneer het nog aanwezige restant zou worden bewaard is het algemeen belang hiervan, naar onze mening, zeer ge ring. De ruimte zal, naar alle waarschijnlijkheid, verworden tot een opslagplaats voor allerlei spullen zodat het oorspronkelijk karakter toch verloren gaat. Handhaven van het monumentale karakter is, naar onze mening, praktisch onmogelijk. Gelet op deze overwegingen zijn wij van mening dat het restant van de Hollandse stal niet onder de beschermende werking van de Monumentenwet 1988 dient te worden ge bracht. Het bezwaar van de heer Schilstra richt zich tegen het voornemen tot aanwijzing van zijn woning Marsherne 15 te Poppenwier tot rijksmonu ment. Hij vreest extra beperkingen en voorwaarden bij het uitvoeren van eventuele toekomstige renovatie- en verbouwplannen. De eventuele subsidies hiervoor zullen, naar zijn mening, niet opwegen tegen de extra kosten. Naar onze mening zijn deze bedenkingen van zeer algemene aard. Bij het afgeven van de nodige beschikkingen, in het geval van het in dienen van renovatie/verbouwplannen, worden de belangen van betrokke ne zorgvuldig afgewogen in relatie tot het algemeen belang. Wij ach ten dan ook geen termen aanwezig af te zien van het uitbrengen van een positief advies aangaande de voorgenomen plaatsing onder de be schermende werking van de Monumentenwet 1988. Het bezwaar van ons college is gericht tegen het aanwijzen tot rijks monument van de dienstwoningen Kievitstraat 2-4, behorende bij het raadhuis te Grou. Zoals u bekend is wordt er momenteel een onderzoek uitgevoerd naar de verbetering van de huisvesting van de gemeente lijke organisatie. MSPV00RS.T0E/RAAD/2

Historisch Centrum Leeuwarden

Boarnsterhim vergaderstukken gemeenteraad | 1997 | | pagina 45