- 2 -
dat ingevolge artikel 3 van de Monumentenwet 1988 en blijkens de
kadastrale legger en de kadastrale registratie inzake hypotheken en
beslagen als belanghebbenden dienen te worden aangemerkt: de Hervom-
de Gemeente Grou, in de hoedanigheid als eigenaar/gebruiker van het
perceel kadastraal bekend gemeente Grouw, sectie A, nummer 2035; de
Hervormde Gemeente Grou, in de hoedanigheid als eigenaar/gebruiker
van het perceel kadastraal bekend gemeente Grouw, sectie A, nummer
2036; mevrouw O.A. Meeter, in de hoedanigheid als eigenaar/gebruiker
van het perceel kadastraal bekend gemeente Grouw, sectie A, nummer
2037; de heer T. Kneefel, in de hoedanigheid als eigenaar/gebruiker
van het perceel kadastraal bekend gemeente Grouw, sectie A, nummer
2038; de heer T. Koopmans, in de hoedanigheid als eigenaar/gebruiker
van het perceel kadastraal bekend gemeente Grou, sectie A, nummer
2039; mevrouw C.H. Monkelbaan, in de hoedanigheid als eige
naar/gebruiker van het perceel kadastraal bekend gemeente Grouw,
sectie A, nummer 2040; de Hervormde Gemeente Grou, in de hoedanigheid
als eigenaar/gebruiker van het perceel kadastraal bekend gemeente
Grouw, sectie A, nummer 2041; de heer G.E. Koopman, in de hoedanig
heid als eigenaar/gebruiker van het perceel kadastraal bekend gemeen
te Grouw, sectie A, nummer 2042;
dat deze belanghebbenden bij brief van 29 mei 1996 mededeling is ge
daan van het voornemen om voornoemd object ingevolge de Monumentenwet
1988 als beschermd monument aan te wijzen en vervolgens bij brief van
20 mei 1997 in de gelegenheid zijn gesteld zich door of namens burge
meester en wethouders in persoon of bij gemachtigde te doen horen;
dat in het kader van dit belangenonderzoek tegen de voorgenomen aan
wijzing van voornoemd object als beschermd monument door belangheb
benden geen wezenlijke bedenkingen naar voren zijn gebracht;
dat vanwege de bouwkundige staat en/of planologische situatie evenmin
aanleiding bestaat om van de voorgenomen aanwijzing af te zien;
dat dit burgemeester en wethouders op 15 juli 1997 aanleiding heeft
gegeven om voor te stellen de Minister te adviseren om te besluiten
onderhavig object als beschermd monument aan te wijzen;
gelet op hoofdstuk II, paragraaf 1 van de Monumentenwet 1988;
BESLUIT:
1. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen te adviseren
te besluiten het object, zijnde het complex bestaande uit twee
blokjes van vier woningen "met erf en bleekjes (nu voortuinen)
aan de noordwest- en zuidzijde", gebouwd in opdracht van de
Kerkvoogdeij van de Nederduitsche Hervormde Gemeente in 1903,
gelegen op de percelen kadastraal bekend gemeente Grouw, sectie
A, nummer 2035, 2036, 2037, 2038, 2039, 2040, 2041, 2042 en
plaatselijk bekend le Oosterveldstraat 2, 4, 5, 6 te Grou en
Paviljoenstraat 1, 3, 5, 7 te Grou, ingevolge de Monumentenwet
1988 als beschermd monument aan te wijzen;
MSP6.BSL/RAAD/2