- 3 -
HOOFDSTUK III HET ALGEMEEN BESTUUR
Artikel 6.
1. De raden wijzen elk 1 lid uit hun midden aan, de voorzitter
inbegrepen, om zitting te nemen in het algemeen bestuur.
2. De raden beslissen in de eerste vergadering van elke zittingspe
riode over de aanwijzing van de in lid 1 genoemde leden.
Artikel 7.
1. De leden treden af op het tijdstip waarop de periodieke aftre
ding van de leden van de Gemeenteraden plaats heeft of zoveel
eerder als zij de kwaliteit verliezen waarin zij zijn benoemd.
2. De leden van het algemeen bestuur kunnen te allen tijde ontslag
nemen
3. In een tussentijdse vacature wordt zo spoedig mogelijk, doch
uiterlijk binnen 6 weken na het ontstaan van deze vacature, een
nieuw lid van het algemeen bestuur aangewezen door de raad waar
uit het betreffende lid van het algemeen bestuur afkomstig is.
Artikel 8.
1. Het algemeen bestuur vergadert jaarlijks tenminste tweemaal en
voorts zo dikwijls de voorzitter of het dagelijks bestuur dit
nodig oordeelt, of - binnen een termijn, van drie weken nadat het
schriftelijk verzoek is gedaan - indien tenminste zeven leden
dat onder opgave van de te behandelen onderwerpen schriftelijk
verzoeken
2. De uitnodiging voor de vergadering van het algemeen bestuur gaat
uit van de voorzitter.
De uitnodiging gaat vergezeld van een agenda met daarbij behoren
de stukken.
3. De agenda en daarbij behorende stukken worden - bijzondere om
standigheden daargelaten - tenminste 14 dagen voor de vergade
ring van het algemeen bestuur gezonden aan de leden en ter ken
nisneming aan het college.
Artikel 9.
Alle taken en bevoegdheden in het kader van deze regeling, die niet
aan het dagelijks bestuur of de voorzitter zijn opgedragen, behoren
aan het algemeen bestuur
HOOFDSTUK VI HET DAGELIJKS BESTUUR
Artikel 10.
1. Het dagelijks bestuur bestaat uit 7 leden:
a. de voorzitter;
b. 4 leden uit en door het algemeen bestuur aangewezen;
c. 2 leden van buiten het algemeen bestuur, door dat bestuur
aangewezen op grond van hun deskundigheid.
2. Het algemeen bestuur zorgt bij de aanwijzing van de leden van
het dagelijks bestuur als bedoeld in lid a. en lid b. voor een
goede spreiding van de vertegenwoordigers over het gebied.
3. De voorzitter van het algemeen bestuur is voorzitter van het
dagelijks bestuur.
AVBSGGD/RAAD/3