Hoofdstuk 3: Criteria voor het verhogen van de bijstandsnorm
Artikel 3
1De bijstandsnorm wordt verhoogd met een toeslag indien de alleenwonende
alleenstaande van 23 jaar of ouder of de alleenwonende alleenstaande ouder hogere
algemeen noodzakelijke kosten van bestaan heeft dan waarin de bijstandsnorm
voorziet, als gevolg van het niet of niet geheel kunnen delen van deze kosten met een
ander.
2. De toeslag als bedoeld in het eerste lid wordt voor een alleenstaande van 23 jaar of
ouder en de alleenstaande ouder met zijn kinderen in wiens woning geen ander zijn
hoofdverblijf heeft bepaald op het in artikel 33 tweede lid van de wetgenoemde
maximumbedrag (20%).
3. De toeslag als bedoeld in het eerste lid bedraagt voor de alleenstaande van 23 jaar
of ouder en de alleenstaande ouder op wie het tweede lid niet van toepassing is 10%
van het netto minimumloon.
slag voor een niet-alleenwor
1% van het netto minimumlc
slag voor een alleenwonende
Hoofdstuk 4: Criteria voor het verlagen van de bijstandsnorm of de toeslag.
Artikel 4
1. De bijstandsnorm wordt lager vastgesteld indien de gehuwde lagere algemeen
noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin de bijstandsnorm voorziet, als
gevolg van het geheel of gedeeltelijk kunnen delen van deze kosten met een ander,
21 iâar meteen'
de wet.
2.
a. De verlaging als bedoeld in het eerste lid bedraagt 10% van het wettelijk
minimumloon per inwonende met wie de algemene bestaanskosten kunnen worden
gedeeld.
b. de verlaging in verband met de aanwezigheid van meer dan een inwonende met wie
de algemene bestaanskosten kunnen worden gedeeld, bedraagt maximaal 20% van het
netto minimumloon.
Artikel 5
1. de bijstandsnorm of de toeslag wordt lager vastgesteld indien de alleenstaande, de
alleenstaande ouder of de gehuwde lagere algemene noodzakelijke bestaanskosten
heeft dan waarin de bijstandsnorm of de toeslag voorziet, als gevolg van de bewoning
van een woning waaraan geen kosten zijn verbonden.
2. De verlaging als bedoeld in het eerste lid bedraagt 18% van het netto
minimumloon.
3. De in het tweede lid bedoelde verlaging vindt bij voorrang plaats op de toeslag
3