Lid 2:
Uitgangspunt voor de verlaging is het bedrag dat de minister van Volkshuisvesting,
ruimtelijke ordening en milieubeheer hanteert als minimumbedrag bij het toepassen
van huursubsidie. Omgerekend naar een percentage van de uitkering bedraagt deze
verlaging, afgerond 18% van het netto minimumloon.
Lid 3:
De verlaging voor alleenstaanden en alleenstaande ouders wordt in mindering
gebracht op de (in eerste instantie) berekende toeslag. Indien de toeslag lager is dan
de in het tweede lid opgenomen verlaging, wordt het restant op de basisnorm gekort.
Daar gehuwden geen toeslag ontvangen, vindt bij hen de verlaging op de basisnorm
plaats.
Artikel 6
Indien gebruik gemaakt wordt van de verlagingsmogelijkheden zoals die zijn
genoemd in artikel 4 en 5, dient rekening te worden gehouden met de effecten van
cumulatie van factoren. Een dergelijke cumulatie kan er namelijk toe leiden dat de
uitkering die overblijft onvoldoende is om in de noodzakelijke bestaanskosten te
kunnen voorzien.
Artikel 7
Van kracht blijft artikel 13 van de Algemene bijstandswet waar is gesteld, dat
burgemeester en wethouders de bijstand en de daaraan verbonden verplichtingen
afstemmen op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de betrokken
persoon. Dit wordt ook nadrukkelijk gesteld in artikel 38 van de wet. Hiermee blijft
ook het individualiseringsprincipe voor de toepassing van de verordening van kracht.
Artikel 8
Artikel 116 van de wet schrijft voor dat de uitvoering van de wet berust bij
Burgemeester en wethouders. Burgemeester en wethouders kunnen deze bevoegdheid
overeenkomstig hetgeen hierover in de wet is geregeld delegeren aan ambtenaren.
Artikel 9
Dit artikel spreekt voor zich zelf.
10