standpunten van de partijen die toen hun instemming hebben gegeven goed analyseren constate
ren wij dat zij daar achteraf spijt van hebben en hun standpunt thans willen herzien. Ik sluit ove
rigens niet uit dat dit thans te laat is (immers afspraak is afspraak). Desalniettemin is GB 2000
van mening dat er op korte termijn een bijstelling in positieve zin moet plaatsvinden van het bin
nen het Stadsgewest Leeuwarden aan de gemeente Boarnsterhim toegewezen aantal woning-
bouwcontingenten voor de periode 2004 t/m 2009 en daarnaast voor de korte termijn een claim
leggen op contingenten welke op dit moment binnen het Stadsgewest niet ingevuld worden. Wij
willen het College thans nadrukkelijk verzoeken haar inzet op dit punt concreet aan te geven. Wij
stellen overigens wel vast dat op dit moment een gefundeerde onderbouwing in het Woonplan
ontbreekt om dit mogelijk te maken. Ook constateren wij dat er op een aantal punten onvoldoen
de is geluisterd naar initiatieven binnen enkele dorpen in onze gemeente (althans dat blijkt uit een
aantal gesprekken welke onze fractie recentelijk heeft gevoerd met vertegenwoordigers uit die
dorpen). Van gemeentezijde naar onze mening onvoldoende facilitering en sturing gegeven aan
het toetsen op reële haalbaarheid van dorpsinitiatieven m.b.t. de ontwikkeling van woningbouw.
De vraag die overigens blijft liggen is welke ruimte de 5e Nota Ruimtelijke Ordening biedt om uit
breidingen toe te staan bij de kleinere dorpen toe te staan. Alhoewel de 5e Nota nog niet is vast
gesteld is wordt deze wel gehanteerd als toetsingskader. Te gemakkelijk wordt gesteld dat de
richtlijnen van de provincie worden afgewacht, (zelf in de frontlinie opereren is beter). GB 2000
sluit overigens niet uit dat hier nog grote problemen kunnen komen te liggen. In de overtuiging
van GB 2000 zou ook primair nadrukkelijk gekeken moeten worden naar de mogelijkheden voor
inbreidings- en herstructureringslocaties en in combinatie met extra woningbouwcontingenten (in
de beantwoording van de vragen van GB 2000 wordt gesteld dat dit zo is maar het is niet na
drukkelijk terug te vinden in het Woonplan en het college is ook niet voornemens deze aanvulling
op te nemen). Enig realisme kan het College overigens niet worden ontzegd. Zij stelt namelijk dat
voorkomen moet worden dat bij elk dorp nieuwe uitleglocaties worden ontwikkeld om de locale
voorzieningen op peil te houden. De vraag resteert dan overigens: wat waar en hoe? Door dit te
stellen zijn hier ongetwijfeld gedachten over. GB 2000 zou dan ook nadrukkelijk het College wil
len verzoeken om concreet aan te geven welke strategie ten aanzien van de dorpsontwikkeling
op dit punt zou willen gaan volgen. De na de commissievergadering toegevoegde paragraaf 6.6
(knelpunten kleine kernen) aan het Woonplan geeft wel een goed beeld van de opbouw van het
woningbestand en de bevolkingsontwikkeling over de onderscheiden dorpen maar zal, naar de
mening van GB 2000, onvoldoende blijken te zijn om met een succes een beroep te kunnen doen
op extra woningbouwcontingenten volgens het "opplus-scenario". Kortom: deze paragraaf is te
mager en er zal dus een betere en bredere visie en onderbouwing moeten worden opgenomen.
We kunnen niet permitteren dat onze kleinere dorpen straks met "niets" worden "afgescheept".
Het Woonplan: kwalitatieve beoordeling: naast het zo juist genoemde "contingenten probleem"
speelt ook nog een "kwalitatief vraagstuk" voor zowel het heden als ook voor de toekomst. Frie-
stins heeft dit onderkend en op basis daarvan een actieplan ontwikkeld. Het probleem zit echter
dieper en breder. Hiervoor geeft het Woonplan in de beleving van GB 2000 nog onvoldoende
handvatten. Ik zal dit kort proberen samen te vatten: alle stukken die thans zijn geproduceerd
geven een beeld van een bepaalde visie, een globale strategie en globale contouren voor beleid.
Een redelijk hoog abstractie niveau dus. Dit overigens nog los van de vraag of je het hier wel of
niet mee eens bent. GB 2000 had, zoals zij ook heeft aangegeven in de raadscommissie ROVVM
van 6 februari jl. een slag verder willen maken. Namelijk het concreet vorm geven van zowel een
aantal kwalitatief als kwantitatief meetbare en controleerbare beleidsdoelstellingen. GB 2000
constateert dat het Woonplan voor de Gemeenteraad deze handvatten (nog) niet respectievelijk
onvoldoende biedt. Geconstateerd moet helaas ook worden dat een verdere kwalitatieve verdie
pingsslag ten opzichte van de "Koepelnotitie Woningbouw Stadsgewest" niet is gemaakt. Dit is
erg jammer gelet op de meer dan ruime voorbereidingstijd en een regiovisie voor de periode tot
2030 (met wonen als onderdeel) in voorbereiding. GB 2000 had graag thans deze noodzakelijke
verdiepingsslag willen maken om daarmee eveneens duidelijke dorpsontwikkelingsrichtingen aan
te geven en om Friestins duidelijkheid te verschaffen omtrent de verdere vormgeving van het
Side 4
notulen ried 13 -03-2002 ll/absh/4