Pagina 4
bezwaarde stelt - belangen af te wegen. De vraag is thans of de gemeenteraad - als bevoegd
bestuursorgaan in dezen - op goede gronden en met inachtneming van de algemene beginselen van
behoorlijk bestuur tot weigering van de gevraagde vrijstelling kon komen. Bezwaarde voert aan dat de
gemeenteraad de gevraagde vrijstelling had moeten verlenen wegens strijd met diverse algemene
beginselen van behoorlijk bestuur.
Met name wordt gesteld dat het zorgvuldigheidsbeginsel geschonden zou zijn. De Commissie kan
bezwaarde hierin niet volgen. Het zorgvuldigheidsbeginsel kent twee kanten, t.w. de formele en
daarnaast de materiële. Strijd met het formele zorgvuldigheidsbeginsel acht de Commissie niet aan de
orde. Geenszins is gesteld, noch gebleken dat op enige wijze fouten in de procedure van behandeling
van de aanvraag zijn gemaakt. Bezwaarde is o.a. in de gelegenheid gesteld via haar brief van 01
december 2000 haar belangen bij de bouw van een trainingshal toe te lichten. Ook strijdigheid van het
materiële zorgvuldigheidsbeginsel acht de Commissie niet aanwezig. Het raadsvoorstel van 10 september
2001 geeft in voldoende mate aan dat de belangen van bezwaarde in de besluitvorming meegewogen
zijn. Dat de uitkomst dan vervolgens niet is, zoals bezwaarde die zou wensen, betekent niet dat
vervolgens de conclusie getrokken kan worden dat het zorgvuldigheidsbeginsel is geschonden. T~
Commissie deelt deze conclusie van bezwaarde in ieder geval niet. Zij meent dat de gemeenteraad
voldoende mate voldaan heeft aan het bepaalde in artikel 3:2 van de Awb dat voorschrijft dat het
bestuursorgaan de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen vergaart.
Het beroep op het vertrouwensbeginsel dat bezwaarde doet middels een verwijzing naar een misverstand
over al dan niet gebruik van de trainingshal voor privé-doeleinden bij een eerdere afwijzing op een
verzoek om medewerking, kan de Commissie niet plaatsen. Het vertrouwensbeginsel is aan de orde,
indien er sprake zou zijn van een toezegging of een handelen op grond waarvan bezwaarde mocht
verwachten dat medewerking zou worden verleend. Van een dergelijke toezegging of handelen is de
Commissie echter op geen enkele manier gebleken. Ook het gegeven dat bezwaarde een aangrenzend
perceel grond heeft aangekocht teneinde het argument te ondervangen dat het te bebouwen perceel in
verband met de tussenliggende afstand geen relatie zou hebben met het perceel Greft 4, brengt hierin
geen verandering. Een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel kan in de opvatting van de
Commissie niet eenzijdig geforceerd worden door eigen handelen van bezwaarde.
Bezwaarde stelt vervolgens dat het gelijkheidsbeginsel is geschonden onder verwijzing naar het besluit
dd 28 juni 1999, verzonden 21 juli 1999, om bouwvergunning te verlenen voor de bouw van een
opfokstal voor paarden op het perceel Stûkloane 7 te Warten. De Commissie wijst er op dat blijkens
overwegingen bij dit besluit, dat door bezwaarde bij haar brief van 25 februari 2002 is overgelegd,
situatie in dat geval principieel verschilt van de situatie met betrekking tot de trainingshal van bezwaarde.
Bii de opfokstal aan de Stûkloane te Warten is immers geen strijd met het bestemmingsplan aanwezig.
Slechts de aanhoudingsplicht als bedoeld in artikel 50, lid 1, van de Ww wordt met gebruikmaking van
de benodigde verklaring van geen bezwaar doorbroken. In het geval van bezwaarde is evenwel sprake
van strijdigheid met een bestemmingsplan, dat bovendien nog van recente datum is. Dit maakt een
vergelijking van beide situaties in het kader van het gelijkheidsbeginsel naar de mening van de
Commissie weinig zinvol. Beide gevallen verschillen qua planologisch regiem te zeer.
Door aan te geven dat de gemeenteraad in strijd gehandeld heeft met voornoemde algemene beginselen
van behoorlijk bestuur, acht bezwaarde het besluit per definitie in strijd met het motiveringsbeginsel
(althans zo interpreteert de Commissie het bezwaarschrift). De Commissie meent dat strijd met het
motiveringsbeginsel niet aanwezig is. De beweerde schending van de algemene beginselen van
behoorlijk bestuur, die bezwaarde naar voren heeft gebracht, acht zij niet aangetoond. Ook anderszins
ziet zij geen schending van het motiveringsbeginsel. Het raadsvoorstel van 10 september 2001 bevat de
motivering voor het besluit van 16 oktober 2001. Dit raadsvoorstel bevat een voldoende deugdelijke
motivering, die het besluit in de opvatting van de Commissie kan dragen.
Voor het overige draagt bezwaarde een groot aantal argumenten aan op grond waarvan naar haar mening
de vrijstelling zou kunnen worden verleend. De Commissie gaat op deze argumenten - behoudens
arlvip<; vrilei 2002