Pagina 3 schiedt wat betreft de rechtmatigheid grotendeels op basis van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. De Commissie dient thans te beoordelen of de gemeenteraad op juiste gronden tot weigering van de ge vraagde vrijstelling is gekomen. Bezwaarde voert allereerst aan dat strijdigheid van het bouwplan met het bestemmingsplan - ook al be vat dat recent beleid - niet aan de verlening van vrijstelling in de weg staat. De mogelijkheid van vrijstel ling is er juist om adequaat te kunnen inspelen op nieuwe ontwikkelingen en veranderde omstandighe den. De "leeftijd" van een bestemmingsplan kan volgens bezwaarde dan ook geen gegronde reden zijn om vrijstelling te weigeren. Op zich kan de Commissie zich in deze constatering vinden. Een zelfstandige reden, die noodzaakt tot verlening van de vrijstelling, kan zij hierin echter evenmin zien. In het kader van een goede belangenaf weging zullen daarvoor argumenten ter tafel moeten komen, die een zwaarder belang vertegenwoordi gen dan de planologische argumenten, waar de gemeenteraad zich bij zijn besluitvorming op gebaseerd heeft. De Commissie heeft deze argumenten niet gehoord. Zij kan de aanvraag om juist op deze plaats bij Dearsum een nieuw verkooppunt voor motorbrandstoffen op te richten niet goed plaatsen in de totale problematiek van de beheersing van veiligheidsrisico's, die verbonden zijn aan inrichtingen voor gevaar lijke stoffen. Een duidelijke samenhang met sanering elders is niet aanwezig. Het voeren van gesprekken met een bedrijf, dat twee stations in de bebouwde kom van Akkrum resp. Grou heeft, is daarvoor onvol doende. Concrete afspraken omtrent verplaatsing c.q. sanering zijn niet gemaakt, zoals van de zijde van bezwaarde tijdens de hoorzitting is aangegeven. Deze contacten zijn daarom in de opvatting van de Commissie te vrijblijvend om ook maar enigszins een rol in de afweging van belangen een rol te kunnen spelen. Als de Commissie vervolgens probeert de betrokken belangen in beeld te brengen, dan komt zij wat be treft het belang van bezwaarde niet verder dan een - overigens zeker te respecteren - commercieel be lang om een nieuw verkooppunt voor motorbrandstoffen te kunnen exploiteren. Een bijdrage aan de be heersing van veiligheidsrisico's wordt hierdoor niet, althans niet rechtstreeks aanwijsbaar geleverd. Im mers, zolang een ander verkooppunt niet verdwijnt, is in absolute zin slechts sprake van uitbreiding van risico's, hoe veilig een nieuw station ook ingericht zal worden. Het argument van bezwaarde dat geen in tegrale afweging (incl. milieu- en veiligheidsaspecten) heeft plaats gehad, komt in de zienswijze van de Commissie met deze vaststelling ook in een ander licht te staan dan bezwaarde voor ogen heeft. Bij een integrale afweging zou immers door deze absolute toename van risico's een weigering van de vrijstelling des te meer voor de hand liggen. De directe link, die bezwaarde legt tussen de vestiging van een nieuw verkooppunt voor motorbrandstoffen bij Dearsum en de landelijke initiatieven en besluitvorming op het terrein van de veiligheid, kan de Commissie in deze zin dan ook niet goed begrijpen. De Commissie kan bezwaarde volgen in haar redenatie dat de beheersing van veiligheidsrisico's een be langrijk politiek item moet zijn, waarvoor een integrale benadering en afweging vereist zijn. In deze be zwaarschriftprocedure is dat echter niet aan de orde, omdat het hier gaat om de besluitvorming op een op zichzelf staand verzoek, dat juist de samenhang met en de integratie in de totale veiligheidsproblematiek ontbeert. Uiteraard is er niets op tegen dat bezwaarde zich door deze redenatie opwerpt als pleitbezorger van het algemeen belang. Dit algemeen belang behoort echter niet tot het eigen, rechtstreekse en concre te belang van bezwaarde. Als zodanig kan het daarom geen extra gewicht geven aan het belang van be zwaarde in het kader van de afweging van belangen bij de besluitvorming over de vrijstelling ex artikel 19 WRO. Bezwaarde voert vervolgens aan dat een landschappelijke inpassing heel goed mogelijk is en dat een eventuele verstoring van het landschappelijke karakter van het gebied tot een minimum zal worden be perkt. De Commissie heeft geen reden om hieraan te twijfelen. Een en ander laat echter onverlet dat in het landschap veranderingen zullen plaats hebben (zowel qua aanzien als qua functie). Het is aan de ge meenteraad om hierin keuzes te maken. In dit verband constateert de Commissie dat het bestemmings plan "Buitengebied Boarnsterhim" dateert van het jaar 1998 en derhalve weliswaar niet recent, maar toch ook niet oud is. In dit bestemmingsplan zijn de mogelijkheden voor benzineverkooppunten door een aanduiding op de plankaart nadrukkelijk aangegeven en daarmede weloverwogen beperkt (artikel 12, lid advies Veenstra-ter Denge juli 2002

Historisch Centrum Leeuwarden

Boarnsterhim vergaderstukken gemeenteraad | 2002 | | pagina 37