Pagina 8
Het besluit op een verzoek om vrijstelling als bedoeld in artikel 19 WRO is een zg. vrije beschikking. Dit
houdt in dat Burgemeester en wethouders in principe beleidsvrijheid hebben, waarbij zij de betrokken
belangen goed dienen af te wegen. De Commissie constateert dat deze belangenafweging tijdens de pro
cedure ter voorbereiding van het besluit heeft plaats gehad. Zij meent dat deze afweging zorgvuldig is
geweest en tot een juist eindoordeel heeft geleid. Aan hetgeen daarbij zijdens bezwaarde naar voren is
gebracht, zijn middels het bezwaarschrift geen duidelijk nieuwe aspecten toegevoegd. De Commissie
heeft middels het bezwaardossier van de ingebrachte zienswijze van bezwaarde kennis kunnen nemen
(door bezwaarde is nadrukkelijk in zijn bezwaarschrift aangegeven dat o.a. deze zienswijze geacht dien
de te worden in het bezwaarschrift te zijn ingelast). Bij afweging van de betrokken belangen, die tijdens
de hoorzitting nog nader zijn toegelicht, meent de Commissie dat Burgemeester en wethouders in rede
lijkheid konden komen tot hun besluit de gevraagde vrijstelling te verlenen. Het argument van bezwaarde
dat de heer Hiemstra van plan is zijn perceel te verkopen, waardoor zijn belang bij het verkrijgen van
vrijstelling niet langer aanwezig zou zijn, is op het moment van het verlenen van de vrijstelling achter
haald gebleken. De kwestie van de erfdienstbaarheid is in de ogen van de Commissie inderdaad van pri
vaatrechtelijke aard. De Commissie acht zich niet in staat om op basis van de beschikbare documenten
zich daar een finaal oordeel over te vormen. Bovendien is zij van mening dat dit aspect in de afweging
rond de verlening van de vrijstelling geen allesbepalende rol speelt. Mocht bezwaarde zich tegen het gt
bruik van de erfdienstbaarheid willen verzetten en daar goede grond voor menen te hebben dan is de
gang naar de burgerlijke rechter daarvoor in de opvatting van de Commissie de aangewezen weg.
Bezwaarde heeft gelijk met zijn stelling dat verkeersbewegingen van planologische aard zijn, maar bij
afweging van de betrokken belangen meent de Commissie dat deze verkeersbewegingen in planologisch
opzicht dermate beperkt geacht kunnen worden dat zij aan de verlening van de vrijstelling niet in de weg
dienen te staan.
Hoewel dit van de zijde van bezwaarde niet verder is aangevoerd, meent de Commissie tenslotte dat de
urgentie van het bouwplan voldoende is aangetoond. Door bezwaarde is nadrukkelijk verzocht om
handhaving. Met Burgemeester en wethouders is de Commissie van opvatting dat een beslissing omtrent
de legalisatie daarom geboden - en derhalve urgent - is.
Nu hiermee voor de Commissie vast staat dat de vrijstelling ex artikel 19 WRO terecht is verleend, is de
strijdigheid met het bestemmingsplan opgeheven. Burgemeester en wethouders dienden daarom vervol
gens de bouwvergunning te verlenen (immers geen weigeringsgrond aanwezig).
Samengevat is de Commissie van oordeel dat het bezwaarschrift ongegrond is.
Advies
De Commissie adviseert uw college om
de bezwaarschriften nrs. 1 en 4 in samenhang ongegrond te verklaren;
het bezwaarschrift nr. 2 ongegrond te verklaren en
het bezwaarschrift nr. 3 ongegrond te verklaren.
Grou, 24 september 2001
rschriften
V
mr. E.H. Windster, secretaris
mr. G.J. te Loo, vootzr
advies De Vries sepl 2001