taakgebieden somt het rapport de afwijkingen in positieve en negatieve zin op. IFLO stelt, dat de gemeentelijke nettolasten per saldo 803.000 lager zijn dan er op basis van het verdeelmodel wordt ontvangen. Naar onze mening is dit een onjuiste weergave van de feiten, als gevolg van een niet correcte brutering van de begrotingscijfers. Wij hebben aanleiding gezien IFLO daarover te benaderen. Als bijlage treft u een brief aan in dit verband. Uit de samenvatting en het schema in de IFLO-rapportage (zie de bladzijden 19 en 20) blijkt, dat substantieel minder wordt uitgegeven (dan wordt ontvangen aan algemene uitkering) aan de clusters sociale dienst en bijstand, zorg (inclusief onderwijs), kunst en ontspanning, reiniging, fysiek milieu, groen en de zgn. f 100-maatregel. Deze lagere nettolasten in vergelijking met het gemiddelde van de referentiegemeenten compenseren de meer uitgaven op de clusters bestuursorganen, algemene ondersteuning, bevolkingszaken, ruimtelijke ordening, stadsvernieuwing en volkshuisvesting, openbare orde en veiligheid. Voor wat betreft de clusters bestuursorganen, algemene ondersteuning, ruimtelijke ordening en stadsvernieuwing geldt dit ook voor de vergelijking met de referentiegroep van gemeenten. Bovendien worden daar ook de clusters riolering, wegen en water aan toegevoegd. De inkomsten uit de OZB zijn 10.5% hoger dan waarmee het gemeentefonds rekening houdt. In absolute zin is dit 275.000. Het tarief van Boarnsterhim ligt overigens 18% hoger dan waarmee het gemeentefonds rekening houdt. Dit is tegelijkertijd de zogenaamde artikel 12 norm. Op de cluster algemene Ondersteuning is sprake van substantieel hogere lasten. Dit heeft zijn doorwerking in de gepresenteerde verschillen in de verschillende clusters. Wij zijn ons hier van bewust en hebben aangegeven naar het ministerie, dat deze hoge nettolasten waarschijnlijk met name samenhangen met onze toerekening van indirecte kosten aan deze cluster. Wij weten dat de comptabiliteitsvoorschriften vereisen, dat er een toerekening naar de functies plaatsvindt. Ons voornemen is om in de begroting 2005 een goede kostentoerekening te laten plaatsvinden.Wij zullen daarvoor dan ook nu de voorbereidingen treffen. Voor de toekomstgerichte beslissingen, die ook na het vaststellen van de begroting hun doorwerking zullen hebben is een zuiver en helder inzicht noodzakelijk. Denkt u hierbij bijvoorbeeld aan de kostendekkendheid van tarieven en ombuigingen in de bedrijfsvoering. Bovendien neemt de vergelijkbaarheid met andere gemeenten toe. Voor de nog uit te voeren begrotingsscan kan dit een belangrijke rol spelen. Bij onze eigen analyse van de landelijke kengetallen (die jaarlijks beschikbaar komen van het ministerie van Binnenlandse Zaken) en in de nu voorliggende scan zijn het deze clusters, waar meer- en minder-uitgaven worden geconstateerd. Afgezien van kleinere nuanceringen gaat deze constatering dus op voor de vergelijking met 'onszelf én voor de referentiegemeenten. Ons onderzoek naar deze afwijkingen spitst zich in het vervolg op de eerste voorlopige rapportage van de quick scan eind oktober 2003 toe op de functies voor het vinden van bevredigende verklaringen in afwijkingen. Om deze reden betrekken we ook andere rapportages bij ons onderzoek. Wij willen niet te gemakkelijk concluderen, dat we 'uniek' zijn. In de toelichting van IFLO op bladzijde 6 van de quick scan onder 'referentiekader' wordt er op gewezen, dat er individuele verschillen kunnen ontstaan, maar dat de vergelijkingen worden gemaakt op een hoger aggregatieniveau, namelijk dat van clusters. Aan het overzicht op clusterniveau mag dus geen absolute waarde worden toegekend. Het geeft een eerste indicatie van de relatie tussen de nettolasten en de uitkeringen uit het gemeentefonds, op basis van de verdeelmaatstaven, per cluster. Wel is het zo, dat individuele verschillen van gemeenten kleiner worden door de toegepaste clustering. Waar zitten onze specifieke omstandigheden, bewuste beleidskeuzen om op onderdelen een hoger of lager uitgavenniveau te hebben en hoe staat het met ons eigen financieel beleid? Met kengetallen en uitkomsten op cluster- én functieniveau trachten we meer inzicht te krijgen. 4

Historisch Centrum Leeuwarden

Boarnsterhim vergaderstukken gemeenteraad | 2004 | | pagina 6