Ook de toenemende belangstelling (op rijksniveau) voor functionele decentralisatie staat op gespannen voet met het streven naar meer integraliteit en samenwerking. Door functionele decentralisatie wordt er meer nadruk gelegd op de zelfstandigheid van professionele uitvoerders en instellingen binnen een bepaalde sector (zoals bijvoorbeeld in het onderwijs). Ook het stimuleren van marktwerking in bepaalde sectoren kan een eenzijdige beperking tot de eigen core-business bevorderen. Dit leidt niet noodzakelijkerwijs tot een verschuiving in de richting van meer vraagsturing en maatwerk, zeker niet waar tevens sprake is van monopoloïde posities of een schrijnend tekort aan voorzieningen (zoals bij de kinderopvang). Rol van de overheid De overheid neemt een speciale positie in netwerk van de brede school in. Enerzijds is zij, en dan vooral de lokale overheid, een van de samenwerkingspartners (bijvoorbeeld als het bestuur van de openbare school of eigenaar van een sportcomplex). Anderzijds is zij ook degene die via wet- en regelgeving, financiële prikkels en communicatie richting geeft aan het handelen van de andere partners. Binnen de overheid moet weer onderscheid worden gemaakt tussen de lokale overheid en de landelijke overheid. De gemeente wordt over het algemeen gezien als 'regisseur' van het netwerk. De term 'regisseur' wordt echter te pas en te onpas gebruikt, vaak zonder dat precies duidelijk is wat die regierol dan zou inhouden. Davelaar e.a. onderscheiden in navolging van Wielinga vier mogelijke rollen van de lokale overheid, waarvan die van regisseur er slechts één is: Q Regelaar, een sterk sturende overheid met een ambtenarenapparaat dat vertrouwt op de eigen deskundigheid bij het ontwikkelen van oplossingen. G Regisseur, een overheid die haar eigen doelen en oplossingsrichtingen vastlegt en vervolgens het particulier initiatief aanstuurt op het leveren van diensten en het aandragen van oplossingen D Onderhandelaar, een overheid die streeft naar een win-win situatie. Zowel de overheid als maatschappelijke groeperingen signaleren problemen en kansen. De overheid stelt prioriteiten als bewaker van het algemeen belang en daagt andere partijen uit hetzelfde te doen voor hun deelbelangen. Het beleid komt nu tot stand in interactie tussen actoren en de uitkomsten van het beleid zijn niet van te voren vast te stellen D Bemiddelaar, het gaat er de overheid in deze rolopvatting slecht om dat er een oplossing komt, en niet wat die oplossing precies inhoudt. De nadruk ligt in deze rolopvatting op de verantwoordelijkheid van maatschappelijke organisaties in het oplossen van problemen en het bewerken van synergie. De overheid zou vooral verbindingen moeten leggen tussen partijen die door beperkingen in hun visie of hun mogelijkheden daartoe niet in staat zijn (Davelaar, M. e.a.: 2001, p. 21). Het is maar de vraag of de gemeente inderdaad een regierol kan en moet innemen t.a.v. de brede school. Speciale aandacht verdienen in dat verband de relaties tussen de gemeente en schoolbesturen. In Nederland gaan scholen zelf over de inrichting van het onderwijs: de overheid kan wel voorschrijven wat kinderen uiteindelijk moeten leren, maar niet op welke manier dat moet gebeuren. En het bepalen van de zgn. kerndoelen is dan nog voorbehouden aan de r/yArsoverheid. De gemeente heeft helemaal weinig harde instrumenten waarmee zij scholen (de kernpartner binnen een brede school!) kan aansturen. De vraag is dan ook gerechtvaardigd of de gemeente t.a.v. de brede school niet veeleer de rol van een bemiddelaar zou moeten spelen, die synergie tussen verschillende organisaties tot stand probeert te brengen, dan de rol van regisseur. 7 09. Startnotitie de brede school raad 250105 - 7 -

Historisch Centrum Leeuwarden

Boarnsterhim vergaderstukken gemeenteraad | 2005 | | pagina 48