Toelichting op Artikel 1: Artikel 1lid 3 geeft aan dat indien nader overleg wenselijk is dit plaatsvindt in het raadspresidi- um of in het college. Om eventuele integriteitsvraagstukken op een integere manier kenbaar te maken zijn in aanvulling daarop de volgende afspraken gemaakt. Integriteitsvraagstukken worden gemeld aan de burgemeester. Burgemeester beoordeelt de situatie en gaat gesprek aan met betreffend raads-, commissie- of collegelid, waarbij tevens de betreffende fractievoorzitter aanwezig is (voor zover het een raads- of commissielid betreft). Hiermee wordt de mogelijkheid geboden om de zienswijze van betrokkene te horen. Indien sprake is van schending van de integriteit (strijdigheid handelen op basis van Gemeen tewet, verordening op de raadscommissies of de gedragscode bestuurlijke integriteit) en het betreffende raads-, commissie- of college past zijn handelswijze aan, wordt geen verder actie ondernomen. Indien sprake is van schending van de integriteit (strijdigheid handelen op basis van Gemeen tewet, verordening op de raadscommissies of de gedragscode bestuurlijke integriteit) en het betreffende raads- of commissielid past zijn handelswijze niet aan, wordt het presidium geïn formeerd over de situatie. Het presidium beslist hoe verder te handelen. Betreft het een col legelid dan wordt het college geïnformeerd over de situatie, en beslist zij over hoe verder te handelen. Betreft het de integriteit van de burgemeester dan wordt het gesprek met de burgemeester ge voerd door de vice-voorzitter van de raad, de loco-burgemeester, de secretaris en de griffier. De griffier geeft ondersteuning aan het raads- of commissielid welke betrokken is bij een integri- teitsvraagstuk. Desgewenst wordt voorafgaand aan het gesprek met de burgemeester een onaf hankelijk advies ingewonnen. Deze procedures wordt eerst doorlopen voordat gehandeld wordt conform hetgeen hierover is opgenomen in de Gemeentewet en Kieswet. Toelichting op Artikel 3: Dit artikel handelt over het voorkomen van (de schijn van) belangenverstrengeling. In de eerste plaats dient het begrip nevenfunctie duidelijk te zijn. Hieronder wordt verstaan iedere functie wel ke wordt vervult naast de bestuurlijke functie (raads-, commissie- of collegelid) die men vervult. Dit is dus ook een eventuele, bezoldigde, maatschappelijke functie. Wanneer is er strijdigheid met het belang van de gemeente. Het dilemma is erin gelegen dat van bestuurders wordt verwacht dat zij midden in de samenleving staan, maar er mag geen belan genverstrengeling optreden bij de uitoefening van hun bestuurlijke functie. Voor raads- en com missieleden geldt dat je die functies kunt uitoefenen waarbij het mogelijk is om in situaties waar bij dat nodig is terug te reden als raads- of commissielid. De nevenfunctie heeft dus hooguit be trekking op een specifiek onderdeel van het werkveld van de gemeente. Nevenfuncties die in meer algemene zin het gemeentelijk werkveld raken, zoals bijvoorbeeld het zijn van voorzitter of lid van het dagelijks bestuur van een plaatselijk belang, worden als onvere nigbaar met het raads- en commissielidmaatschap beschouwd. Tevens wordt het voor raads- en commissieleden als onverenigbaar beschouwd om beroepsmatig betrokken te zijn bij geschillen met het gemeentebestuur. Pagina 7 10a. bijlage - verordening bestuurlijke integriteit6/7

Historisch Centrum Leeuwarden

Boarnsterhim vergaderstukken gemeenteraad | 2006 | | pagina 42