;r::rr,ond waaraan voor beian9h8bbende "t™;: Pagina 2 HOOFDSTUK 2. CRITERIA VOOR HET VERHOGEN VAN DE BIJSTAND. Toeslagen. Artikel 3.. De toeslag als .bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de wet bedraagt 20 procent van de ca huwdennorm voor de alleenstaande en alleenstaande ouder die de noodzakelijke kosten van het bestaan niet met een ander kan delen. aKenjKe-kosten van b. De toeslag als bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de wet bedraagt 10 procent van de „e huwdennorm voor de alleenstaande en alleenstaande nnrW a;* a a Î-, 9 het bestaan me. één of meerdere personen kan dS noodtakel,,ke kosten van Voor de toepassing van dit artikel worden de volqende personen niet m aa men als een ander die in dezelfde woning zijn hoofdverblijf heeft: anmerk.ng geno- a. kinderen van 18 jaar of ouder maar jonger dan 21 jaar met een inkomen van ten hoogste de norm als bedoeld in artikel 20, eerste lid onder a, van de wetw'eWdlrd met 10 procent van de gehuwdennorm1 meerdcrjariga kinderen met studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 vermeerderd met 10% van de gehuwdennorm; studiefinanciering c. meerderjarige kinderen met een tegemoetkoming op' grond van de Wet tPnpmnptt d. HOOFDSTUK 3. CRITERIA VOOR HET VERLAGEN VAN DE BIJSTAND. Verlaging gehuwden. Artikel 4. 1. De verlaging als bedoeld in artikel 26 van de wet hedraant mnm norm voo, gehuwden die een woning delen la, o,ZÎ andemn l. Het derde lid van artikel 3 is van overeenkomstige toepassing. Verlaging woonsituatie» Artikel 5. ie verlaging als bedoeld in artikel 27 van de wet bedraagt 18 procent van Hp neh„ h .3 13 Toeslagenverordsning WWB/bwjt/dv/2

Historisch Centrum Leeuwarden

Boarnsterhim vergaderstukken gemeenteraad | 2007 | | pagina 136