overwegingen van uitvoerbaarheid, in deze Toeslagenverordening WIJ aansluiting
gezocht bij onze Toeslagenverordening WWB.
Een toeslagenverordening Wet investeren in jongeren
Evenals in de WWB heeft de wetgever in de WIJ het college en de gemeenteraad
afzonderlijke taken toebedeeld. Het college is verantwoordelijk voor de uitvoering van de
WIJ, terwijl de gemeenteraad de opdracht heeft gekregen in een verordening regels vast
te stellen, ondermeer over het verhogen en verlagen van de normen die voor de
inkomensvoorziening gelden (artikel 12, eerste lid, sub e, WIJ).
De toeslagenverordening heeft een categoriaal karakter, dat wil zeggen dat voor een
aantal categorieën uitkeringsgerechtigden de hoogte van de toeslag dan wel verlaging
van de norm of de toeslag in de verordening is beschreven. Het is daarbij niet nodig c.q.
mogelijk om alle mogelijke situaties uitputtend te beschrijven. In niet geregelde gevallen
is het college immers bevoegd én verplicht om de inkomensvoorziening bij wijze van
individualisering afwijkend vast te stellen (artikel 35, vierde lid, WIJ).
Normen, toeslagen en verlagingen
Uit overwegingen van uitvoerbaarheid heeft de wetgever ervoor gekozen om de
normensystematiek die is vastgelegd in de WWB zoveel mogelijk over te nemen in de
WIJ. Dat betekent enerzijds dat onderscheid is gemaakt tussen de normen die gelden
voor jongmeerderjarigen (jongeren van 18 tot 21 jaar) en oudere jongeren (21 tot 27
jaar). Anderzijds zijn de normen voor beide leeftijdsgroepen identiek aan de normen die
in de WWB voor beide groepen gelden. Hetzelfde geldt voor de normen die van
toepassing zijn bij het verblijf in een inrichting. De overgang naar de WIJ leidt op dit
onderdeel dus niet tot een wijziging van de financiële positie van de jongeren die
afhankelijk worden van een inkomensvoorziening.
In Hoofdstuk 4 van de WIJ ('Recht op inkomensondersteuning') zijn de normen
vastgelegd die gelden voor de verschillende leefsituaties (artikelen 26 t/m 29 WIJ). Voor
personen van 21 jaar tot en met 27 jaar bestaat een drietal basisnormen (artikelen 26,
27 en 28 WIJ), te weten:
1gehuwden: 100% van het wettelijk minimumloon de gehuwdennorm)
2. alleenstaande ouders: 70% van de gehuwdennorm
3. alleenstaanden: 50% van de gehuwdennorm
Voor jongeren in de leeftijd van 18 tot 21 jaar geldt de huidige WWB- normering, die is
afgestemd op de kinderbijslag (artikelen 26, sub a en 27, sub a, WIJ). Deze normen
kunnen eventueel worden aangevuld met bijzondere bijstand, voor zover de middelen
van de ouders niet toereikend zijn dan wel de onderhoudsplicht van de ouders niet te
gelde gemaakt kan worden. Artikel 12 WWB blijft voor deze groep onverkort van
toepassing.
Voor jongeren waarvan één van de partners zich in de leeftijdsgroep 18 tot 21 jaar
bevindt en de ander in de groep 21 tot 27 jaar, gelden eveneens identieke normen als
thans in de WWB voor partners in de leeftijd van 21 tot 65 jaar.
Toeslagen en verlagingen
Voor jongeren in de leeftijd van 21 tot 27 jaar geldt dat de normen verhoogd en/of
verlaagd kunnen worden onder dezelfde voorwaarden als in de WWB is vastgelegd. Kort
gezegd betreft het de verplichting om de norm voor alleenstaanden en alleenstaande
ouders te verhogen met een toeslag als deze een woning bewonen zonder
medebewoner. Omdat de kosten van het bestaan dan niet gedeeld kunnen worden met
een ander bedraagt de toeslag het maximale bedrag, zijnde 20% van de norm voor
gehuwden in die leeftijdscategorie. Kunnen de bestaanskosten wel met een ander
gedeeld worden dan kan de toeslag worden verlaagd.
6